Karpathos – 1998

23-04-1998

Onze eerste wandelreis.

De voorbereidingen voor onze eerste wandelreis verliepen niet helemaal vlekkeloos. Vorige week tijdens aerobics heb ik mijn rechter kuitspier overbelast. Zaterdag kon ik niet meer normaal lopen en dat is knap vervelend als je weet, dat je binnen een week, op wandelvakantie gaat. Maar na een aantal dagen intensieve massage door mijn lieve mannetje komt het gelukkig allemaal nog goed.

Als we op het vliegveld van Karpathos landen is het 16°C, onbewolkt en er staat een stevige noordenwind. De ontvangsthal is een lachertje, het is heel klein en zeer primitief maar daarentegen ook heel erg relaxt.

Onderweg naar “de stad” Pigadia (of Karpathos-stad), komen we geen andere auto’s of vervoermiddelen tegen, je kan dus wel zeggen dat het hier heel erg rustig is. We logeren de eerste nacht in Hotel Karpathos. De eerste paar uur is voor ons zelf en lummelen we een beetje rond, naar de bank, eten, en lekker in de zon zitten.

Na de middag wordt het tijd voor de eerste wandeling. We gaan naar een kerkje Ágia Kyriaki’ boven op de berg. We stijgen behoorlijk en het asfalt houdt al snel op zoals ons beloofd was in de slogan van SNP waar we mee op stap zijn. We lopen over een kiezelpad en zien onderweg allerlei vogels (o.a. puttertjes en tapuiten). Onze reisleider blijkt erg veel van vogels af te weten dus dat komt mooi uit. Eenmaal boven blijkt de klim meer dan de moeite waard te zijn geweest. Het kerkje is open en zo maken we voor de eerste maal kennis met het Griekse geloof. Het is namelijk niet alleen onze eerste wandelreis maar het is ook de eerste keer dat we in Griekenland zijn.

Karpathos is een Grieks eiland dat een beetje ‘vergeten’ ligt tussen de bekende eilanden Kreta en Rhodos. Het heeft een prachtige, ruige natuur die helaas voor een groot deel door brand verwoest is.

Er hangt een sterke wierook lucht in het kerkje en we zien prachtige schilderijen.

24-04-1998

Daar waar het asfalt ophoudt.

Een kakofonie aan vogelgeluiden zorgt ervoor dat ik in alle vroegte wakker wordt en dat midden in de stad!? Vandaag gaan we op pad voor onze eerste echte wandeling. Het wordt een rondwandeling vanuit Pigadia via Menetes (350 m). We lopen gezamenlijk de ‘stad’ uit en gaan direct al een heuvel op. Ook nu komen we weer snel ‘daar waar het asfalt ophoudt’.

De weg bestaat uit kiezelstenen en kiezelgruis, maar is toch wel goed te belopen. Op een splitsing wordt Aat, de reisleider, even in verwarring gebracht. We kiezen voor de weg rechts, fout dus. Het pad komt uit op het erf van een woonhuis. Weer terug bij de splitsing nemen we nu de andere weg en dat gaat beter. De beschrijving van vandaag wordt in tijden gegeven. Zoiets als, na x minuten lopen links en na nog eens y minuten rechts. Dit is erg moeilijk beslissen want, waar de een 5 minuten over loopt, loopt de ander veel langer over. Vandaar ook dat we bij een volgende splitsing weer moeten gokken. Aat kiest voor rechtsaf, door de drooggevallen rivierbedding heen en direct heuvel op. De natuur is hier heel erg mooi en de stilte is overweldigend. Er staan ontzettend veel bloemen in bloei, helaas kennen we ze niet allemaal bij naam, maar een enkeling herkennen we wel. Er staan ook vijgenbomen en uiteraard heel veel olijfbomen. Deze olijfbomen hebben een prachtige knoestige bast, sommige zijn heel dik en waarschijnlijk ook heel oud.

We lopen nog steeds over een soort weg maar als we bij een kerkje komen, dat we steeds hebben zien liggen, houdt de weg ineens op. Wat nu! Rechtsaf was dus wederom verkeerd. Niet getreurd, we spelen gewoon voor geit en gaan dwars door de weide, steil omhoog, daarheen waar het pad zou moeten liggen. De weide bestaat uit struikachtige planten met heel veel doorns, maar ook ruiken we tijm, salie en oregano. Het is een waar feest voor je reukorganen, wat mij betreft lopen we de rest van de week alleen maar dwars door de weiden heen. Het is flink klimmen en soms kan je niet alleen omhoog komen. De heren onder ons geven ons een handje en zo blijven we bij elkaar. Op een gegeven moment komen we op een punt dat we echt niet meer weten hoe we nu verder moeten. Hoog boven ons staat een huisje; hier staat een vrouw druk te gebaren en één van ons ziet wat ze bedoelt. Een klein pad zorgt ervoor dat we bij het hek van het huis uitkomen. De honden staan luid blaffend achter het hek hun erf te verdedigen, maar als wij met ons zestienen boven zijn ligt er één helemaal plat op de grond met zijn staart te kwispelen en de ander is verdwenen.

We vragen toestemming aan de eigenares van de woning of we over haar erf heen mogen. Ze nodigt ons vriendelijk uit om onze handen te wassen, bij de buitenkraan. Terwijl we daar druk doende mee zijn komt ze naar buiten met een schaal met snoepjes en rood geverfde eieren (het was net Pasen geweest). Iedereen wordt uitgenodigd een ei en een snoepje te nemen. Wat lief, hè! We komen toch zomaar onverwachts aangelopen en toch heeft ze iets voor ons klaar. Die gastvrijheid zijn wij in Nederland wel een beetje verleerd, maar daardoor waarderen we dit niet minder. We kunnen nu het pad weer volgen en het duurt niet lang meer, of we zijn in Menetes, het plaatsje waar we naartoe wilden.

In Menetes zijn maar weinig gelegenheden om wat te drinken en te eten. Wij strijken bij het eerste de beste café neer. Nadat we zijn uitgerust gaan we nog even het dorp bekijken. Het ligt tegen een heuvel gebouwd, dus als je wat wilt zien moet je trap op en trap af. Boven het dorp ligt een kerk (kerk van Maria Hemelvaart). We proberen of de deur open is. Ja, we hebben geluk, nu kunnen we hem even van binnen bekijken. Hij blijkt gerestaureerd te zijn en heeft prachtige wandschilderingen. Er staan grote ‘gouden’ kandelaars en er hangt ook hier weer een heerlijke wierooklucht. Bij een heel mooi schilderij van Maria hangen allemaal blikken schildjes. Op deze schildjes staan afbeeldingen van b.v. een been, een arm, een oor of een klein kindje. We vermoeden dat deze schildjes neergehangen worden uit dankbaarheid voor een genezing. Later, als we weer in Pigadia zijn, zien we dat deze schildjes in iedere winkel te koop zijn. De kerk ligt op een uitstekende rotspunt boven een steile afgrond van ca. 90 m.

Het kerkje aan de andere kant van het dorp is ook open. Hier branden een aantal kaarsjes. We zien een offerblok, deponeren hier netjes wat geld in en steken ook een kaarsje op. Jan en Sytske gaan heel snel naar beneden, maar Trees en ik doen het iets rustiger aan. Als we voorbij een huis komen, waar een heel oud vrouwtje zit te lezen, stoppen we even en zeggen “kalimera”, dat zoiets betekent als ‘goede middag’. Het vrouwtje staat meteen op en komt naar ons toe. In haar hand heeft ze twee rondje broodjes die ze ons wil aanbieden. Trees probeert in haar beste Grieks te bedanken, maar het vrouwtje blijft aandringen. We accepteren het aanbod en bedanken haar hartelijk. Lachend lopen we verder. Het broodje is zo hard als steen en zeker niet meer voor consumptie geschikt. Het aanbod is erg lief en laat weer zien hoe gastvrij deze mensen zijn.

De terugtocht naar Pigadia gaat een stuk sneller, we lopen nu over een redelijk pad. Ook lopen we niet één keer meer verkeerd. We zien weer heel veel vogels

25-04-1998

Rode stippen en steenmannetjes

Om zes uur in de morgen worden we wakker van de regen die met bakken naar beneden komt. Jan haalt snel de handdoeken van het balkon en rapporteert dat het er niet naar uit ziet dat het mooi weer wordt vandaag. Die conclusie had ik, uit mijn bed vandaan, ook wel kunnen trekken. Maar ja, het is onze tweede wandeldag en of het nou regent of niet, we gaan toch lopen.

Als we weggaan is het inmiddels droog en volgens de taxichauffeur, die ons naar het plaatsje Lastos zal brengen, blijft dat vandaag zo. De rit met de taxi is prachtig. Er is een paar jaar geleden een nieuwe asfaltweg aangelegd om de meeste dorpjes op het eiland een beetje normaal bereikbaar te maken. Zowel links als rechts van ons zien we de zee liggen. Op sommige plaatsen kijk je in diepe afgronden en even later rijden we weer via smalle straatjes door een klein dorpje. Na een half uur rijden gaat de taxi van de asfaltweg af en hotsen en botsen we verder. Ergens, in het midden van het land, waar verder niets is dan alleen maar stenen, bomen en struiken worden we verzocht uit te stappen! Het blijkt dat we bij het beginpunt van de wandeling zijn.

Van hieruit wandelen we naar Mesochori, onder de Kali Limni top langs via de oude verbindingsroute tussen de dorpen Karpathos en Spoa. Een aantal van ons zijn stoer in hun korte broek van huis gegaan. Daar krijgen ze nu behoorlijke spijt van. Het duurt niet lang of de eerste rugzak gaat al open om de lange broek te voorschijn te halen. We zijn met de taxi een flink stuk gestegen, de bergen in. Het is daarom veel kouder dan beneden in het stadje, waar we vandaan kwamen. Ook hangt de bewolking erg laag, en dat maakt het ook een stuk frisser. Al snel is de kou vergeten, we klimmen en klauteren over stenen en rotsen. Siep roept naar Aat, die vooraan loopt: “Blijft dit nog lang zo?” Aat staat even stil, kijkt achterom en roept terug: “Waarschijnlijk de hele week nog, Siep.” Even is het stil in de groep maar dan begint iedereen tegelijk zijn op- en aanmerkingen te maken, en zit de stemming er weer goed in.

Aat loopt steeds te zoeken hoe hij moet lopen en we schieten niet zo erg op. “Aat, wat zoek je toch?” vraagt iemand. Hij antwoordt aarzelend: “euh….rode stippen, de route van vandaag zou met roden stippen aangegeven zijn, maar ik kan ze niet vinden.” Als er op een steen, vlak voor hem, een knoepert van een rode stip zit en hij hem niet ziet, komt de aap uit de mouw. “Ik ben een beetje kleurenblind,” bekent hij. Vanaf dat moment zoekt iedereen mee naar de rode stippen. Soms zijn ze erg moeilijk te vinden. Deze stippen zijn door een Duitse wandel- organisatie ooit eens neergezet. Aat vertelt dat ze ook op diverse plaatsen, langs de route, steenmannetjes neergezet hebben.

Dit is mijn eerste wandelvakantie en ik leer iedere dag nieuwe dingen. Wat zijn in godsnaam ‘steenmannetjes’ denk ik bij mijzelf. Al lopend kom ik er achter: een ‘steenmannetje’ is gewoon een stapeltje stenen. Deze stapeltjes zijn zo neergezet, dat ze opvallen in het landschap en je dus uit de verte al kan zien waar je heen moet lopen. Het is jammer dat het zo bewolkt is, soms hebben we maar tien meter zicht en kunnen we niet genieten van de vele vergezichten die men ons beloofde in de beschrijving van vandaag.

De lunch is erg gezellig en lekker vandaag. We hadden wat broden, tomaten, komkommer, olijven, worst en kaas gekocht in het stadje waar we vanmorgen vertrokken zijn. Iedereen had hier iets van in zijn rugzak zitten. Onder een grote boom, op een vlak stuk met niet zoveel stenen, gaan we dit gezellig met z’n allen opeten. Je kan pakken wat je lust en het smaakt fantastisch. Of dit nu komt door de omgeving, of omdat we door het lopen honger hebben gekregen, ik weet het niet, maar het is weer een van die onvergetelijke momenten van deze vakantie.

Om een uur of vier zijn we bij het plaatsje Mesochori bij To Steki, het enige hotel dat het dorp rijk is. Het blijkt dat dit hotel ook als café, restaurant, ontmoetingsplaats voor de jeugd en huiskamer van de eigenaar dienst doet. Dit maakt het allemaal behoorlijk rommelig, maar wel gezellig. Als we tien minuten in het hotel zijn begint het te regenen en wordt het de hele avond niet meer droog. Hebben wij even geluk gehad.

26-04-1998

Rustdag

Op onze rustdag gaan we naar het strand Makris Gialos. We zitten nu ongeveer halverwege het eiland, in dit gebied zijn bijna geen dorpjes en je komt er nauwelijks mensen tegen. Nadat we de waterbronnen van het dorp hebben bezichtigd en er van gedronken hebben, lopen we via een smal pad bergafwaarts. Geert ziet een salamandertje lopen en iedereen wil hem natuurlijk zien. Salamanders zijn maar met één soort vertegenwoordigd op Karpathos: de Egeïsche salamander. Inclusief staart is dit diertje dertien centimeter en het heeft een opvallende bruine kleur met een gelige streep op de rug. Wat een geluk dat we deze bijzondere soort hebben mogen zien. Even later hebben we nog meer geluk. In een kale boom is een kolonie bijeneters neergestreken. Met behulp van je verrekijker kan je ze goed observeren, ze zijn prachtig. Het strand blijkt een opeen stapeling van keien te zijn vol met aangespoeld vuil en rommel.

27-04-1998

Sophia

Tegenover ons hotel staat een heel oud Mitsubishi-busje. De auto is in een zodanige staat, dat hij bij ons nooit door de APK-keuring heen zou komen. Het voorlicht is kapot, het lampje bungelt er maar een beetje bij en de rest van de auto zit vol met roestgaten. Hoe de bestuurdersplaats eruit ziet zal ik u besparen, maar fraai is het niet!

Tijdens het ontbijt zien we de eigenaar van het hotel een aantal kratjes naar de auto dragen. Even later loopt hij met stukken karton te sjouwen, wij worden steeds nieuwsgieriger. Ons is beloofd dat we met een soort pick-up truck weggebracht zouden worden. Het begint er nu op te lijken dat we met z’n zestienen in dat busje moeten. Als iedereen klaar staat om weg te gaan blijkt er inderdaad geen pick-up truck te bestaan, we moeten het met het busje doen. Het goede nieuws is dat we er maar met z’n twaalven in hoeven. Tien achterin en twee voorin naast de chauffeur. De zoon van de baas neemt de andere vier in zijn personenwagen mee. De tien kleinste en magerste mensen gaan achterin op de kratjes zitten. Net zoals wij in Indonesië regelmatig meemaakten, lukt dit makkelijk. Het zorgt wel voor een hoop lol op de vroege morgen. Gelukkig maar, want ook vandaag schijnt de zon niet en ziet het er naar uit dat het over niet al te lange tijd zal gaan regenen.

De auto start in één keer en dat geeft weer wat vertrouwen. De auto wordt gekeerd en we rijden meteen schuin de heuvel op. Na ongeveer 50 meter is een scherpe bocht, hier gaat de weg, nog schuiner, verder omhoog. Midden in de bocht, als de hotelbaas terugschakelt, staan we stil! De auto wil niet verder vooruit en de hotelbaas begint hard te vloeken. Gelukkig gaat dit in het Grieks en dat verstaan we toch niet. Hij zet de auto op de handrem en springt eruit. Als iedereen buiten staat zien we dat het achterband lek is, wederom ontstaat er grote hilariteit in de groep

De hotelbaas en zijn zoon verwisselen in een record tempo de band, terwijl de auto op een behoorlijk schuine helling staat. Ze draaien hier hun hand niet voor om en gaan onverstoorbaar verder. Binnen tien minuten kunnen we terug in de auto. De auto start nu wat moeizamer, maar uiteindelijk lukt het toch. De weg, waarop we rijden, is pas aangelegd. De wandeling van vandaag begint in Spoa en gaat naar Olympos. Het wordt de langste wandeling van deze week

We lopen het eerste stuk van de wandeling over de doorgaande weg omdat het weer te slecht is om boven over de bergkam te lopen. Jammer, maar wel begrijpelijk. Het asfalt is allang opgehouden. De rest van het eiland is alleen maar bereikbaar over een uit losse stenen bestaande hobbelige weg. Als je in de hoofdstad een auto huurt mag je met deze auto niet naar het dorp Olympos, waar wij nu naartoe op weg zijn. Olympos is het meest toeristische dorp van het eiland en voor de vakantieganger dus alleen bereikbaar over het water, of , net als wij doen, te voet.

Als we ongeveer een uur gelopen hebben en de groep in kleine groepjes uiteen gevallen is, komt de hotelbaas langs. Hij brengt onze bagage naar Olympos. Bij ieder groepje stopt hij even om ons over te halen om met hem mee te rijden naar Olympos. Hij vindt het maar raar dat wij de hele afstand wandelend af willen leggen. Het is een grappig gezicht om hem bij ieder groepje te zien stoppen!

Als we op de splitsing komen, moeten we beslissen of we de rest van de wandeling wel over de beschreven route gaan lopen, of dat we over de doorgaande weg blijven lopen. Vier mensen willen over de doorgaande weg, één van hen heeft weinig profiel op haar schoenen, ze is bang dat het met het natte weer te gevaarlijk voor haar wordt. Wij gaan met ons twaalven verder.

Bij een klein kerkje, waar we de route weer oppakken, kunnen we uit de wind zitten, hier gebruiken we de lunch. Het is nog wel erg vroeg, maar als we nu doorlopen duurt het te lang voordat we weer een beetje beschut kunnen zitten. Als we verder gaan, lopen we dwars over een aantal bergkammen heen. Elke keer denk ik: nu kunnen we niet meer verder, hier wordt het te steil, maar als je dan op dat punt bent aangekomen gaat de bergkam zodanig naar beneden dat het allemaal makkelijk te belopen is. We dwalen door wijngaarden, tussen olijfbomen en vijgenbomen. Overal liggen oude landbouwveldjes overwoekerd met bloemen die volop in bloei staan. Soms klauteren we weer over rotspartijen en is er weer geen bloem te bekennen.

We komen langs een kraal met geiten. Als we ze gefotografeerd hebben en weer verder willen lopen, komt de boerin eraan. De vrouwen lopen hier in klederdracht, dat is zo grappig om mee te maken, in dit eenzame land. De klederdracht bestaat uit een witte blouse die is afgezet met geborduurde randen, daar overheen komt een blauw jasje en een blauwe rok, met daar weer een schort overheen. Dit schort, zullen we merken, kan alle kleuren hebben. Bij deze vrouw was hij ooit rood geruit, nu ziet het er een beetje groezelig uit. Ze groet ons heel vriendelijk en begint meteen een praatje. Dat begint in het Grieks, maar als ze merkt dat wij dat absoluut niet verstaan gaat ze moeiteloos over in het Engels. Toch vreemd, denken wij, dat zo’n boerinnetje zo goed Engels spreekt. Ze vraagt of wij de groep uit Holland zijn! Direct er achteraan vertelt ze dat ze Sophia is. Wie is Sophia? denken de meeste van ons, maar Aat snapt het meteen. Zij is de eigenares van het pension waar we naar op weg zijn. Haar dochters doen in Olympos het werk en zij zorgt voor de geiten. Ze nodigt ons uit om koffie te komen drinken in haar huis, dit kunnen we niet weigeren, nu we weten wie ze is. Het is ontzettend leuk om eens in zo’n tijdelijk huis binnen te mogen kijken.

De ene helft van het huis is kaasmakerij en de andere helft huis- en slaapkamer. Op een houtvuurtje dat flauwtjes brandt worden wat houtjes gegooid en ze zet er een pannetje met water op. Om de tijd te doden gaat ze verse geitenkaas voor ons halen. De afgelopen dagen hebben we al heel wat ‘geitenkaas’ gegeten en het was steeds erg lekker. Deze ‘geitenkaas’ smaakt naar een ongezouten spons en de meeste hebben moeite om het weg te krijgen. Ik zie dat Yvonne snel de rest van haar stuk in haar jaszak frommelt, gelukkig was ik de enige die het zag. We krijgen ‘nescafé’ of thee en als koffiemelk wordt wat verse geitenmelk gehaald. Tjonge, wat worden we weer verwend. Als alles op is en we allemaal wat foto’s hebben gemaakt van het huisje en van Sophia, gaan we verder voor de laatste etappe.

De grootste klim moet nog komen, maar ook dat overleven we weer. De vergezichten zijn werkelijk schilderachtig. Gelukkig is de lucht inmiddels behoorlijk opgeklaard en is het, uit de wind, alweer lekker warm. We hebben er inmiddels al meer dan zeven uur opzitten en hopen na iedere bocht dat we het dorp zien liggen. In de beschrijving staat dat het vanaf het moment dat je het dorp ziet liggen nog een half uur lopen is. Het pad waar we op lopen bestaat voornamelijk uit losse stenen, met de diepe afgrond naast je moet je dus wel heel geconcentreerd lopen. Eindelijk, Olympos is in zicht. Het ziet er liefelijk uit, tegen de helling aan.

28-04-1998

Stenen, stenen en nog eens stenen.

Olympos is tegen een berg aan gebouwd. Het hele dorp bestaat uit smalle straatjes met trap na trap na tr…Het ziet er wel heel mooi uit, maar we weten nu ook dat het dodelijk vermoeiend kan zijn. We zijn op weg naar kaap Vroukounda, het uiterste noorden van het eiland. Voordat we daar zijn komen we eerst nog langs het gehucht Avlona. Dit dorp wordt ook wel de graanschuur van Olympos genoemd. Dat klopt ook wel want het is er opvallend groen. We komen vrouwen tegen met zwaar beladen ezeltjes. Nadat we ze zijn gepasseerd wordt het lopen zwaar. Het is ongelofelijk ruig en zover als je zien kan zijn er alleen maar stenen, stenen en nog eens stenen. De hele omgeving is hierdoor verblindend wit, met af en toe een plukje groen. Een aantal van de groep moeten afhaken maar het grootste gedeelte ploetert verder.

De beloning is fantastisch. Een prachtige kust met helder blauw water en ruwe rotsen. Ook het grasveldje is een beloning, hier kunnen we tijdens de lunch lekker liggen en uitrusten.

Het avondeten is deze keer een vermelding waard. De dochters van Sophia hebben ontzettend hun best gedaan. Uiteraard beginnen we met een Griekse salade, gevolgd door linzensoep en dan komt het hoofdgerecht. Een plaatselijk gerecht, het is een soort stoofpot van geitenvlees, okra’s, boontjes en courgettes. Het is om je vingers bij op te eten zo lekker. Als toetje krijgen we bij de koffie een soort oliebolletjes die aan de buitenkant bedekt zijn met sesamzaad en worden overgoten met honing!

29-04-1998

Avontuur op zee

Vandaag alweer de laatste wandeling. Helaas moeten we wéér al die trappen af. Toch geniet ik er nog een keer van en kijk goed om me heen om het beeld van dit prachtige plaatsje in mijn geheugen vast te leggen. Eerst lopen we een stuk over een verhard pad, als we even later op een stuk asfaltweg uitkomen loopt dit erg vreemd. Zoals gewoonlijk blijven we niet op de asfaltweg lopen maar gaan we dwars door de struiken bergafwaarts. Ik zie geen pad, maar volgens Aat volgen we weer de ‘rode’ route. Opletten dus! Het afdalen gaat erg snel, we komen in een drooggevallen rivierbedding. Hier blijven we de rest van de wandeling lopen. Het ‘pad’ eindigt in het plaatsje Diafani.

Het is de bedoeling dat we van hieruit terugvaren naar Pigadia, maar de zon is inmiddels weer verdwenen en de zee wordt steeds ruwer. De schipper die ons weg zou brengen ziet het niet zitten om nog zo’n stuk te gaan varen. Er wordt flink onderhandeld tussen de twee mannen en uiteindelijk komen ze tot een schikking. We varen tot Spoa, dat is halverwege, en daar staan voor ons taxi’s klaar om ons naar Pigadia te brengen. De boot is klein, maar oogt wel stevig en stabiel. Als we het haventje uitvaren krijg ik een soort kermisattractie idee. De boot hotst en botst tegen de golven in en schommelt van de ene naar de andere kant. De wolken partijen boven de kust zijn prachtig dus richten we ons daar maar op, maar iedereen is blij dat we maar de helft van de afstand hoeven af te leggen.

Hier eindigt onze vakantie op Karpathos. De beschrijving in de folder is meer dan waar en het eiland is voor de natuurliefhebber en wandelaar een waar paradijs.