Nieuw Zeeland – 2002

18/19/20 januari 2002

 EINDELIJK IS HET ZOVER!

Na een jaar toegeleefd te hebben naar deze dag is het dan zover; 18 januari de reis naar Nieuw Zeeland (NZ) gaat beginnen.

Op Schiphol worden we wegwijs gemaakt, voor het eerste deel van de reis, door Leen Menken van Sawadee. Hij heeft onze tickets, wat post voor de reisleider in NZ en voor iedere deelnemer een panoramacamera omdat de reis twee dagen korter is dan hij officieel zou zijn. Dit in verband met de andere vliegtuigmaatschappij waar we nu mee vliegen; Malaysian Airlines in plaats van Cathay Pacific. Het maakt ons allemaal niet zo veel uit, we vliegen nu via Kuala Lumpur (KL) en niet via Hong Kong. In KL hebben we via de luchtvaartmaatschappij een gratis dagkamer in een hotel en dat zouden we in Hong Kong niet gehad hebben, dus dat is ook wel weer een voordeel.

Met een snelheid van zo’n 900 km per uur op een hoogte van ruim 11.000 m vliegen we in 10 uur naar KL. De route ging via Duitsland, Roemenië, over het Midden Oosten, India en

richting KL. We hebben een goede vlucht gehad, lekker gegeten en wat filmpjes gezien op ons schermpje in de stoel voor ons. We zien voor de landing de zon opkomen.

Met de hele groep gaan we op zoek naar de bus die ons naar het hotel kan brengen. We moeten naar Hotel Empress in Sepang dat zo’n 15 minuten van het vliegveld af ligt. Tijdens het inchecken zien we een folder over een citytour op de balie liggen en we informeren direct of dit nog te regelen is voor vandaag. Dat gaat lukken en om half tien plaatselijke tijd worden we beneden in de hal van het hotel verwacht. We gaan met z’n zevenen (Mieke, Ruud, Stefan, Dorien, Ingrid, Jan en ik).

Kuala Lumpur is de hoofdstad van Maleisië. Het ligt aan de westkust bij de samenvloeiing van de rivieren de Klang en de Gombek. Het straatbeeld is een mengeling van oud en nieuw, van tempels en wolkenkrabbers. De stad is een weerspiegeling van een multiraciale samenleving. Er leven momenteel 1.8 miljoen mensen waarvan de grootste groep zo’n 32 % Chinees is en 9 % Indiaas.

We zitten nog zo’n 45 kilometer van het centrum van de stad af dus krijgen we eerst een stuk snelweg dat ook tolweg is. Het verkeer rijdt links maar gelukkig is de buschauffeur dat gewend en met een rotgang gaan we richting centrum. Als we de stad naderen zien we de Petrona Towers (Twin Tower) al staan. Deze 452 meter hoge dubbele toren (het hoogste bewoonde bouwwerk ter wereld) bepaalt heel duidelijk het stadsbeeld. De chauffeur brengt ons op een parkeerplaats vanwaar we de toren in zijn volle glorie kunnen fotograferen. Als we eenmaal aan de voet van de torens staan beseffen we pas hoe hoog hij is. Echt prachtig om te zien, helemaal van roestvrij staal lijk het wel. De eerste zes verdiepingen zijn winkelgalerijen met o.a. hele chique winkels (Gucci, Armani e.d.). Uiteraard lopen we even rond in dit gigantische gebouw en voelen we ons heel nietig. In het midden van de winkelgalerijen hangen prachtige lampen, uiteraard ook heel erg groot. We kunnen de toren helaas niet beklimmen maar dat kan wel in de nabij gelegen televisietoren. Deze toren is 421 meter hoog en met een lift kan je tot 275 meter komen om over de hele stad uit te kijken. De lift zoeft omhoog zonder dat je het in de gaten hebt. Je krijgt een walkman uitgereikt en zo wordt precies verteld wat je allemaal ziet. Het is magnifiek. Letterlijk een hoogtepunt van deze stadstour.

In het zuidelijke deel van de stad staat het paleis van de Koning Istana Negara. We komen helaas niet verder dan de hekken voor het paleis waar één man te paard en één te voet de wacht houden. Ze staan er strak bij en natuurlijk moeten deze jongens even gefotografeerd worden. Zo staan ze er niet voor niets. Van het paleis zien we dus weinig en kunnen we al gauw weer verder. We komen bij de mooiste moskee van KL, niet de nationale moskee maar één die nog groter en nieuwer is. In de moskee is plaats voor 15.000 mensen. Helaas mogen we op het tijdstip dat wij er zijn niet naar binnen en moeten we genoegen nemen met de buitenkant. Hierna rijden we naar de vlindertuin. Bij deze vlindertuin valt Emmen echt in het niets. Meer dan 6.000 vlinders en meer dan 15.000 planten vormen een oase van rust en puur natuur in deze waanzinnig drukke stad. Het wordt een half uur puur genieten, we komen ogen te kort om al het moois in ons op te nemen.

Op weg naar Chinatown rijden we langs het Hooggerechtshof; het Sultan Abdul Samadgebouw. Het eerste gebouw dat ontworpen is in de gemengde Noord-Indiase en Moorse architectuur. De toren in het midden wordt ook wel de Big Ben van Maleisië genoemd. Aan de overkant van de weg ligt de Selangor Club (een club voor blanke mannen), gebouwd in 1884 in neo-Tudorstijl.

En dan Chinatown, hier hadden we naar uitgekeken. Leuk winkeltjes kijken en misschien wel een bijzonder souveniertje kopen. Nou niets van dit alles is waar. Het is verschrikkelijk. Voor de winkeltjes zijn moderne marktkraampjes neergezet waar alleen maar T-shirts, cd’s, portemonnees, petjes en andere zooi wordt verkocht. We proberen er achter langs te lopen maar ook hier vinden we niet wat we dachten te kunnen vinden in Chinatown. We lopen nog wel even bij een echte apotheker binnen en keren dan snel teleurgesteld terug naar de bus. Jammer!

Als we weer terug zijn in het hotel gaan we eerst iets eten om daarna een tukkie te doen en lekker te douchen. Om half acht worden we weer opgehaald om aan het laatste deel van de vliegreis te beginnen.

Het tweede deel van de vliegreis is nog ruim twee uur langer dan het eerste deel maar ook dat komen we weer door. We zien Australië onder ons voorbij trekken en worden ongeduldig; maar eindelijk om 12:48 Nieuw Zeelandse tijd landen we op het vliegveld van Auckland. Inmiddels zijn we 36 uur onderweg vanuit Nederland.

Het vliegveld van Auckland is knus en goed georganiseerd. Er loopt een snuffelhondje rond of je geen etenswaren in je tas of koffer hebt zitten want ze zijn hier ook nogal panisch voor wat betreft MKZ. Ik moet ook de onderkant van mijn wandelschoenen laten zien, gelukkig zijn deze schoon. Ook heb ik maar niet op de immigratiepapieren ingevuld dat ik nog zeer recent in een vleesbedrijf heb rondgelopen want dan moet je zoveel gaan uitleggen en daar heb ik nu effe geen zin meer in.

Bas en Peter staan ons op te wachten. Zij zijn via Los Angeles gevlogen omdat ze erg laat geboekt hebben en niet meer met onze vlucht mee konden. Thomas de reisleider is even op zoek naar Dula, de laatste reiziger die zich bij de groep zal voegen.

De bus staat al klaar en snel laden we in en rijden richting Mount Eden.

Auckland (1.1 miljoen inwoners) ligt op een smal stuk van het Noordereiland tussen twee natuurlijke havens. Rondom liggen prachtige baaien, inhammen en vulkanische eilandjes. Ook in en rond de stad liggen wat heuvels vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over de stad. Vandaar dat we naar Mount Eden gaan. Met zijn 196 meter is het de hoogste top van de stad en kan je alles overzien. Wat opvalt is het vele groen in de stad en het feit dat er bijna geen hoge gebouwen staan, alleen in het centrum.

Als we genoeg gezien hebben gaan we naar ons eerste onderkomen. We verlaten de stad via de Harbour bridge. Deze 1150 meter lange brug, die de poort naar het noorden wordt genoemd, is inmiddels acht banen breed is en staat toch nog regelmatig vol met auto’s omdat dit de enige route is om de stad te verlaten.

Wij rijden naar ons backpackers hotel in Orewa: Pillows. Het is van een Nederlands echtpaar; Irene en Marcel. Voordat we naar de kamers gaan en kunnen douchen geeft Thomas uitleg over hoe, wat, waar, wie en waarom; te veel om te onthouden als je al twee nachten niet meer geslapen hebt. Maar wat we wel onthouden hebben is dat we voor het kweken van het groepsgevoel vanavond gaan barbecuen in de tuin, die midden tussen de slaapvertrekken ligt. We worden meteen verwend door Irene met zelf gebakken hartige hapjes en een drankje.

Irene is een gezellig mens en is meer bezig met kletsen dan met het bereiden van het eten, maar….dat komt goed. Als we allemaal gedoucht hebben komt er een grote pan mosselen op tafel. Mosselen die je zo uit het handje kan eten. Heerlijk! Ik heb nog nooit zulke grote ge- zien. De schelpen zijn groen (green lip mussel) en het mosselvlees is geweldig. Wat een verwennerij. Daarna volgen nog vele lekkere hapjes van de barbecue. Het wordt uiteindelijk een hele gezellige eerste avond met verhalen van Irene over haar nieuwe “culinaire”complex in Auckland, Irene’s dochter die ons het zuiderkruis wijst en Thomas die loopt te genieten omdat wij ook genieten. We gaan wel bijtijds naar bed en slapen als een blok…..!

21 januari 2002

THE GOD OF THE FOREST

Voordat we vertrekken gaan we nog even op het strand kijken. Het eerste strand van deze reis, maar zeker niet het laatste. Er liggen aardige huisjes aan het strand en het ziet er allemaal erg liefelijk uit hier in Orewa maar we moeten verder; de rest van het eiland wacht op ons!

Het eerste stuk heeft een glooiend landschap, mooi groen met hier en daar schapen, koeien en af en toe een huis. De eerste stop van vandaag is bij het Matakohe Kauri Museum.

De Kauriboom (Agathis australis) is de grootste en meest bekende inheemse, Nieuw Zeelandse boom. Het is een soort conifeer of pijnboom die voorkomt in het noordelijke, subtropische deel van het Noorder-eiland. Hij kan gigantische afmetingen aannemen en is te herkennen aan zijn massieve, zilverkleurige stam. De bomen kunnen meer dan 1000 jaar oud worden. Vroeger waren er uitgestrekte kauribossen in dit deel van Nieuw Zeeland, maar deze zijn op een paar na allemaal verdwenen. Zowel de Maori’s als de Europeanen kapten de bomen voor de scheepsbouw.

Kaurigom is een hars dat uit de boom sijpelt. Indien de schors beschadigd is sijpelt het hars uit de wond en sluit deze af. Kaurigom werd aanvankelijk geoogst door de bovengrondse klonten te verzamelen. De Kaurigom werd onder andere door de Maori’s gebruikt als een pigment voor de donkere tattoeëringskleuren en tevens als kauwgom. De Europeanen gebruikten het als hoogkwalitatief vernis maar ook voor de aanmaak van verf, linoleum vloerbedekking, tandprothesen enz.

De hars kan zich opstapelen tot een klont die vervolgens verhardt. Deze verharde kaurigom is Nieuw Zeelands amber.

In het museum krijgen we eerst wat uitleg over het winnen van de kaurigom en het gebruik van het hout. Hierna kunnen we vrij rondkijken. Het mooiste is de kelder waar een verzameling “amber” ligt. Maar ook de gigantische plank die dwars in het museum hangt maakt indruk. Het hout is heel egaal van kleur, een beetje warm geel / bruin. We willen natuurlijk deze gigantische bomen zelf aanschouwen en na nog wat koffie en een heerlijke scone gaan we richting Kauribos. In het Trounson Kauri Park zijn de bomen prachtig maar ook de boomvarens, mossen en epifyten maken op mij een onuitwisbare indruk. Het is helaas maar een wandeling van een half uur want dan rijden we door naar het Waipoua State Forest. Hier raken we pas echt diep onder de indruk van deze gigantische bomen. In dit bos leeft “the lord of the forest” de grootste Kauriboom van Nieuw Zeeland. De 1.200 jaar oude “Tane Mahuta”. Hij is 52 meter hoog en heeft een omtrek van 13 meter. Je voelt je echt nietig als je aan de voet van deze reus staat. Tegenover de boom is een bankje gemaakt waar we met z’n allen even bijkomen van al dit natuurgeweld. Prachtig!

Na de picknick rijden we weer verder langs de kust, de volgende stop is Pakia-hill. Hier heb je een mooi uitzicht over een baai met helder groen-blauw water en witte stranden aan de overkant. Oh, oh, we hebben nu al bijna twee fotorolletjes vol geschoten en dit is pas de tweede dag in NZ. Bij de laatste stop aan deze kant van de kust ga ik mijn eerste schelpen zoeken. Het waait hard dus is het heerlijk om een stuk langs het strand te wandelen. Ik vind een paar mooie schelpen, de verzameling wordt dus weer uitgebreid door deze vakantie.

Als we landinwaarts rijden en het landschap even niet de moeite waard is valt de bus massaal in slaap. Slapen in de bus valt niet mee want je hoofd schiet steeds naar voren en dat is niet zo lekker voor je nek, maar even je ogen dicht is wel lekker.

Tegen zessen arriveren we in Paihia (7.250 inwoners) bij het Averill Court Motel. Mooie appartementen die we met z’n vieren moeten delen. Dat vinden wij niet erg omdat wij met onze vrienden Ruud en Mieke deze groepsreis maken. Na een heerlijke douche vertrekken we richting centrum om te pinnen en te eten. Thomas heeft het Sea-Food restaurant: Only Seafood aangeraden. Als we er op de heenweg langs lopen staat er een lange rij buiten, op de terugweg is de rij buiten weg dus gaan we toch maar naar binnen. Onder het genot van een biertje en een glaasje wijn moeten we bijna een uur wachten voordat we aan tafel kunnen maar het was het wachten zeker waard.

22 Januari 2002

MAORI

Er schijnt iedere morgen een Maori, op de steiger waar de excursieboten vertrekken, te staan. De man begroet één willekeurige persoon op de traditionele Maori manier. Dat willen wij natuurlijk zien dus gaan we met z’n drieën richting steiger. Waarschijnlijk had hij vandaag zijn roostervrije dag, want als we bij het haventje aankomen is er geen sprake van een begroetingsceremonie of enige andere vreemdsoortige begroeting. De enige die we tegen komen is Peter!

Jammer, dan maar boodschappen doen. We ontbijten buiten in de tuin met bacon en eggs en kunnen er weer even tegen. We gaan richting Waitangi National Reserve. Dit is ruim een half uur lopen en zonder schaduw in de hitte is dit niet echt een pretje. Maar ach, we mogen niet klagen, bijna 30 graden in januari komt in Nederland niet zo heel erg vaak voor!

Onderweg scoren we nog wat schelpen want we lopen het grootste gedeelte langs het strand.

Het “Waitangi historisch gebied” is de plaats waar op 6 februari 1840 het “Verdrag van Waitangi” door de leiders van de diverse Maori stammen en door Luitenant Gouveneur Hobson namens Koningin Victoria ondertekend werd.

Het bezoekerscentrum is op 29 april 1983 door Prins Charles geopend.

In het bezoekerscentrum kijken we eerst naar een audiovisuele vertoning over de geschiedenis van deze plaats en van NZ. Hierna bezoeken we de oorlogskano “Ngatokimatewhaorua”.

De grootste oorlogskano ter wereld. Hij werd in 1940 gebouwd ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het verdrag. Hij is van hetzelfde materiaal gemaakt en op dezelfde wijze gebouwd als ook voor de kleinere boten gebruikelijk was. Drie grote Kauri-bomen zijn voor deze boot geveld. Voor de kano die 35 meter lang is, is een bemanning van 80 roeiers nodig.

Het is een indrukwekkend gezicht die grote boot. Maar wat ook wel indruk op ons maakt is dat de geschiedenis van NZ nog zo jong is. Daar raken we maar niet over uitgepraat want onze geschiedenis gaat eeuwen terug en hier kom je tot niet verder dan 1769. Dit is het jaar dat James Cook toevallig langs kwam en delen van het land tot onderdeel van het Engelse rijk van Koning Georg III verklaarde.

De baai waar de boot te water gelaten kan worden is de Hobsonbaai genoemd en van hieruit loop je naar een gigantisch grasveld waar een vlaggenmast staat met drie vlaggen eraan. De “oude” Nieuw Zeelandse vlag, de Engelse vlag en de “nieuwe” Nieuw Zeelandse vlag zoals wij hem kennen. Van hieruit heb je ook een prachtig uitzicht over een gedeelte van de Bay of Islands. Als laatste bezoeken we het Maori ontmoetingshuis “Whare Runanga” en het Treaty House. Voor het Maori ontmoetingshuis geldt de volgende boodschap:

Wees welkom om je woede, de ontevredenheid en je vragen mee naar binnen te nemen, maar als u gaat, neem dan als gift mee… vrede, tevredenheid en vriendschap.

We vermaken ons hier de hele dag en van een wandeling naar de waterval komt niets meer terecht, zeker niet als we bij het Treaty House worden aangesproken door een mevrouw die wil weten waar we vandaan komen. Het wordt een gezellig gesprek en wederom valt het ons op dat de mensen hier zo ontzettend aardig zijn.

De tuin die om dit huis ligt mag niet onvermeld blijven, een bloemenzee. Dahlia’s, margrieten, rozen en weet ik veel wat nog meer en heel mooi onderhouden.

Als we terug zijn, gedoucht hebben en even uitgerust gaan we weer op pad. We willen met de ferry naar Russell en dat gaat lukken. Het is een knus plaatsje, je kan je niet voorstellen dat dit ooit de hoofdstad van NZ is geweest. Het is niet meer dan een dorp. Bij het kerkje (1835) gaan we even naar binnen, hier worden we verrast door de grote diversiteit aan geborduurde kussentjes op de banken. Het maakt een levendige indruk in tegenstelling met de rest van het kerkje. Buiten, voor de kerk, liggen een aantal oude Maori graven. In de muur van de kerk zijn nog een aantal kogelgaten zichtbaar van de strijd tussen de Engelsen en de Maori’s.

Als we genoeg gezien en geshopt hebben gaan we eten. Dit doen we bij Sally’s restaurant.

Met de boot van 8 uur gaan we weer terug naar Paihia, het was een mooie dag en we hebben veel geleerd over de cultuur van NZ. In ons onderkomen telefoneer is even met Tante Bep en maak een afspraak dat we elkaar vrijdag in Rotorua zullen ontmoeten.

23 januari 2002

THE DUNE RIDER

Vandaag gaan we met The Dune Rider de 90-mile beach bezoeken. Nadat de bus een half uur vertraging had opgelopen worden we uiteindelijk toch opgehaald. We rijden eerst naar Manginangina waar we in het Puketi Kauri Forest nog een paar Kauri-bomen gaan bekijken. Het is een wandelingetje van niks maar toch vertelt de buschauffeur weer andere dingen dan dat we al gehoord hadden. Zo leer je iedere dag weer wat bij. Nadat we ook nog bij een bakker/lunchroom zijn geweest kunnen we eindelijk daarheen waarvoor we deze excursie geboekt hadden: 90-mile beach. Het is echt geweldig. Het strand is ontzettend breed en er is een gigantische branding. Je ziet helemaal niemand op dit enorme uitgestrekte strand (ze hebben hier zeker geen Duitsers?). Dit is echt genieten en zeker als we stoppen en eruit mogen. De schoenen gaan uit en iedereen loopt richting zee. Natuurlijk worden er weer schelpen gevonden. De buschauffeur wroet wat in het zand en haalt er dichte schelpen uit die hij vervolgens open breekt en dan de inhoud naar binnen slurpt. Jan en Ruud proeven er ook van maar vinden het beide niet zo’n succes.

Als we ergens een inham in de duinen zien rijden we er naar toe omdat er soms wel eens wilde paarden worden gezien. Helaas vandaag niet! Aan het einde van het strand gaan we weer de duinen in. Hier zijn de duinen aanzienlijk hoger dan 1 km terug. Het is dan ook de bedoeling dat er van het duin af gesurft gaat worden. Ruud en Jan nemen allebei een mini-surfboard onder hun arm en beginnen aan de klim naar boven maar niet nadat de chauffeur heeft uitgelegd hoe e.e.a. werkt. In de verte zien we de jongens ploeteren want het valt niet mee in zo’n zandhoop naar boven te klimmen. Dan komt Jan naar beneden, met een rotvaart surft hij het duin af; de lefschopper. Even later glijdt ook Ruud naar beneden. Mieke heeft inmiddels besloten om ook te gaan. Ik vind het heel moedig van haar maar ik blijf toch maar liever beneden want om nou op een van de eerste dagen van de vakantie mijn rug te riskeren, dat doe ik liever niet. Toch vind ik het achteraf wel een beetje zwak van mijzelf maar ja……

Het blijkt dat de klim naar boven echt killing is. Mieke moet ook drie keer stoppen voordat ze op de top is, maar ….ze komt er wel.

Na deze leuke stop rijden we richting Cape Reinga. Oh, oh, wat is het hier mooi. We komen nu op het noordelijkste puntje van NZ. In het oosten ligt de Noordkaap en in het westen ligt Kaap Maria van Diemen.

Deze kaap noemde Abel Tasman naar de vrouw van gouveneur-generaal Anthony van Diemen, die een goede vriend van hem was.

In de diepte zien we de donkerbruine rots Te Rerenga Wairua liggen. Volgens de oude Maori legende begeven alle geesten van de gestorvenen zich naar deze rots. Hier nemen zij afscheid van hun land en aanvaarden zij de reis naar het eiland Hawaiki, de herkomst van alle Maori’s. Ons wordt in de bus dan ook vriendelijk verzocht om op deze plaats niet te eten of te drinken omdat het voor de Maori’s een heilige plaats is.

Op de punt van de rots staat een mooie vuurtoren en een wegwijzer naar een aantal hoofdsteden in de rest van de wereld. De vuurtoren dateert uit 1941 maar de lens is eerst gebruikt geweest op Motuopoa Island in 1879 (dit eiland ligt ten zuidwesten van Cape Reinga). Het licht is 165 meter boven zeeniveau en de toren is 10 meter hoog. Er zit sinds 2000 een 50 watt lichtbaken in en deze kan 19 zeemijlen ver gezien worden. Nadat we hier genoten hebben van het uitzicht gaan we richting Tapotupotu Bay, hier zouden we even kunnen zwemmen. Zouden kunnen …… want het water is ontzettend koud en alleen de buschauffeur waagt zich in het water. Wij banjeren met onze voeten door de branding en gaan daarna nog even onder een boom in de schaduw liggen.

De volgende stop is een zeer commerciële, een Kauri-hout winkel. Wij vinden het niks en gaan het liefst meteen weer verder want hierna komt het beroemde fish en chips restaurant aan de beurt en daar zijn we onderhand wel aan toe. Mangonui heet dit beroemde restaurant. Je bestelt, in ons gevel, 4 maal fish en chips. Je krijgt een bonnetje met een nummer en wacht totdat dat omgeroepen wordt. Je haalt je pakket op, want dat is het, een groot stuk papier waarin dus vier stukken gebakken vis (bleu nose) zitten en een berg patat. Aan tafel vouw je het open en je graait met z’n allen je eten van het papier af. Erg gezellig en heel erg lekker.

Het was een dag om niet snel te vergeten, 90-mile beach is top!

24 januari 2002

MOOI TOILET EN JAN VAN GENTEN

Al vroeg loopt de wekker af want we hebben vandaag een lange reisdag met veel te zien onderweg. De eerst stop is in Kawakawa. Hier is een toiletgebouw dat gebouwd is door de architect Hundertwasser.

Friedensreich Hundertwasser is afkomstig uit Oostenrijk en kwam in 1973 voor het eerst in zijn geliefde NZ. Alleen in de winter maanden want hij houdt niet van de hitte. Sinds november 1983 was hij NZ staatsburger. Hij woonde op een terrein van 180 ha waar hij sinds zijn komst al 40.000 bomen heeft geplant. Hij woonde in de natuur en van de natuur. Horren voor de ramen heeft hij niet nodig hiervoor gebruikt hij spinnenwebben en zijn toilet heeft hij vervangen door een humuslatrine. Zijn gasten huis is een heel bijzonder huis. Muren gemaakt van flessen die het daglicht filteren. En het dak is een weide waarop de madeliefjes bloeien. De Nieuw Zeelanders schonk hij een nieuwe vlag: groen spiraal op witten ondergrond. Het is de Koru, het elementaire symbool van de Maori’s, maar het is ook de spiraal van een varen, zo typerend voor de vegetatie van NZ. Kortom een kunstenaar in hart en nieren.

Als dank, dat hij hier mocht wonen, schonk hij, vlak voor zijn dood in 2000, het dorp een van zijn kunstwerken. Het ziet er erg vrolijk uit doordat hij allerlei kleuren tegeltjes en flessen en ander afval heeft gebruikt. Een aanwinst voor het dorp. Op naar Muriwai waar de Jan van Genten kolonie op ons wacht. Je ziet van verre al een aantal rotsen vol met deze prachtige vogels zitten en je ruikt ze ook. Ieder koppel vogels heeft wel een jong, deze zijn nog helemaal zwart van kleur en zijn nu zo’n twee maanden oud. Vanaf een soort balkonnetjes heb je een prachtig uitzicht over de kolonie. Na een klein wandelingetje naar beneden kom je bij een snackbar-achtig restaurant waar we kunnen lunchen.

Als we weer onderweg zijn zien we het landschap langzaam veranderen. In de verte liggen nu de bergen en wij rijden over vlakke wegen met aan beide kanten alleen maar weilanden. Af en toe stoppen we even om te tanken en de benen te strekken. In Matamata stoppen we wat langer om even een bakkie te doen. Tegen zes uur zijn we aan de rand van Rotorua en gaan we boodschappen doen in een supermarkt die zo groot is dan je er werkelijk in zou kunnen verdwalen. Ik dacht dat de supermarkten in Frankrijk groot waren maar die zijn niks vergeleken met deze. We lopen helemaal zoek maar vinden toch wat we hebben moeten want vanavond willen we zelf koken. Het komt er op neer dat Ruud en Mieke koken zodat wij nog even kunnen gaan telefoneren naar Tante Bep. In de bus heeft Thomas al verteld wat er allemaal te doen is rond Rotorua zodat we vanavond onze keuze kenbaar kunnen maken en hij zorgt dat de bus ons daar brengt waar we heen willen. Na het eten kletsen we nog wat met de buren en maken we even een wandelingetje naar het meer om vervolgens weer vroeg naar bed te gaan.

25 Januari 2002

BEZOEK

Als we allebei vroeg wakker zijn sluipen we het huis uit en gaan een stukje wandelen voor het ontbijt. Het blijkt dat Rotorua zo ’s morgens vroeg heel mooi is. Doordat de zon nog niet op is zie je uit alle putten de damp opstijgen, een prachtig gezicht. Soms als je ergens loopt ruik je de zwavellucht. De Nieuw Zeelanders spreken dan ook vaak over Rottenrua. Het gebied hier is één groot thermisch natuurverschijnsel. Het gebied rondom Rotorua wordt al sinds de 14e eeuw bewoond door de Maori’s. In het dorp zijn ook verschillende Maorihuizen te zien. En het is de bedoeling dat we vanavond naar een dansvoorstelling gaan.

We lopen een stuk door het dorp heen, maar alles is nog in diepe rust. Als we terug komen liggen Ruud en Mieke ook nog te slapen maar als wij gaan douchen is dat gauw over.

We ontbijten buiten en om half 10 rijden we met de bus naar Rainbow Springs Trout & Wildlife Sanctuary. Hier is aan de ene kant van de weg alles te leren over de meest voorkomende dieren uit NZ zoals bijvoorbeeld forellen, herten en een echte kiwi (die flink gestresst achter het glas zit). Aan de andere kant van de weg is de Farm waar een show gegeven wordt met schapen scheren, sheep dogs en alles wat met het boerenleven in NZ te maken heeft. Het is erg commercieel maar ach we zijn tenslotte zelf ook toeristen en doen gewoon mee met de rest. Aan het einde van de show mag van iedere rij iemand een lammetje voeren. Mieke en ik willen dat allebei wel dus gaan we samen naar voren. We staan met nog 10 anderen op een rij en wachten tot de lammetjes worden los gelaten en ja hoor …… bij ons komt een geitje aan de fles lurken. Hebben wij dat! Maar toch wel leuk hoor. Nadat we nog even geluncht hebben en naar de kleine beesten zijn wezen kijken (hondjes en biggetjes) gaan we met de taxi terug naar Cosy Cottage. Tot onze verrassing zit Tante Bep al op de veranda op ons te wachten. Een hartelijk welkom volgt en vervolgens kletsen we de hele middag vol. Patricia en haar jongste dochter Teresa arriveren een uurtje later, zij waren even de stad in geweest, en weer een half uur later komt neef Clement bezweet binnen. Hij is komen fietsen vanuit Matamate, zo’n 60 km. Het is een gezellig weerzien. Ik had Clement al 20 jaar niet meer gezien en Patricia nog nooit. We kletsen over vroeger, over de boerderij, over de familie in Holland en over NZ in zijn algemeen. Kortom, gespreksstof genoeg. Ze gaan met z’n drieën nog een paar uurtjes mountainbiken in Whakarewarewa en om zes uur gaan we met z’n zessen gezellig eten in de Pizza Hut. Dan vertrekken ze weer naar Te Awamutu en nemen we afscheid. Hopelijk zien we elkaar snel weer, Tante Bep komt al weer in oktober en we spreken af dat ze dan zeker bij ons langs moet komen. Het was een hele leuke, gezellige en bijzondere middag, één die lang in mijn herinnering zal blijven.

We gaan met z’n vieren op pad voor de Maori dansvoorstelling die we geboekt hadden voor deze avond. Op het kaartje staat waar het zou moeten zijn. Tot onze grote verbazing is er geen enkele activiteit te bespeuren als we aankomen bij het Maorihuis. Dat is wel heel erg raar. Gelukkig zijn er een paar mensen buiten aan het werk en vragen we aan hun waar het zou kunnen zijn, ze sturen ons een heel eind verderop naar een zaal. Hier is wel een dansvoorstelling bezig maar het is niet de voorstelling die wij geboekt hadden. Tjonge jonge wat is dat balen zeg. Is de familie expres op tijd weggegaan, is het nog voor niks ook want we kunnen het dus echt niet vinden. Ik loop een ontzettende blaar op onder mijn voeten en dan is voor mij de lol er echt helemaal van af en wil ik alleen nog maar terug naar ons onderkomen. Als Ruud zijn geld terug gaat vragen aan de eigenaar omdat hij ons de verkeerde kant op gestuurd heeft wil de goede man ons dat niet geven. Hij weet zeker dat hij het goed heeft uitgelegd waar het wel zou moeten zijn. Maar ja, het feit dat het kaartje verkeerd is blijft. Ze worden het niet eens. Gelukkig hebben we Thomas nog en die zorgt er uiteindelijk voor dat we alsnog ons geld terugkrijgen. Jammer dat we de voorstelling mis gelopen zijn!

26 januari

BUBBELS EN SPUITERS

Vandaag gaan we het thermische wonderland van dichtbij bekijken. Eerst rijden we naar Wai-o-tapu. Hier is een groot park waar een aantal wandelingen zijn uitgezet tussen de warmwater poelen en zwavelafzettingen door. Het is genieten en natuurlijk hebben we veel te weinig tijd om alles goed te bekijken.

Het gebied beslaat zo’n 18 vierkante kilometer, waarvan slechts een klein gedeelte open is voor toerisme. Het park is een beschermd reservaat. Het gebied ligt vol met ingezakte kraters, koude en kokende poelen van modder, water en stoomwolken. De eerste vulkanische activiteiten in dit gebied gaan zo’n 150.000 jaar terug in de tijd. De waterafvoer in het gebied loopt via de Wai-o-tapu stroom die in de Waikato rivier uitmondt (deze rivier bezoeken we later op de dag). In deze stroom kunnen geen vissen leven door de aanwezigheid van chemicaliën van de verschillende kokende bronnen in het gebied. De kleurenvariatie in het gesteente wijst op de aanwezigheid van een groot aantal mineralen zoals: zwavel (geel/roze), ijzeroxide, antimonium (oranje), koolstof (zwart), silicium (wit), mangaan (paars) en arsenicum (groen).

We hebben het voordeel dat we als één van de eersten in het park zijn en nog geen last hebben van andere toeristen die voor je neus gaan staan als je iets wil bekijken. Er zijn 25 verschillende “attracties” te zien waarvan de grootste poel de Champagnepoel is met een doorsnee van 60 meter.

De temperatuur van het water is ongeveer 74°C en de koolstofdioxide zorgt voor de kleine belletjes in het water. In deze poel komen onder andere de mineralen: goud, zilver, kwikzilver, arsenicum en thallium voor. Hij is ongeveer 900 jaar geleden gevormd door een hydrothermale eruptie.

Zo is er over alle poelen wel iets te vertellen en is het jammer dat we om tien al weer weg moeten naar de Lady Knox Geiser.

Deze geiser erupteert dagelijks om 10:15. De geiser werd ontdekt in 1896 door gevangenen in een werkkamp bij de aanplant van een naaldbos. Na een wasbeurt in de chloridebron kwam, tot verbazing van de gevangenen, de bron tot een geweldige eruptie. In 1903 was het de eer, om door middel van zeep de geiser te doen spuiten aan Lady Knox, een dochter van de toenmalige Gouverneur generaal Lord Ranfurly. Toevoeging van zeep vermindert de oppervlaktespanning van het water waardoor de hete stoom en water vrij kunnen komen door de ventilatieschacht van de geiser. Tot 1931 erupteerde de geiser op eigen kracht elke 24 tot 25 uur. In de periode daarop werd de geiser dagelijks geactiveerd ten behoeve van de vele bezoekers. De duur van de eruptie hangt af van het waterpeil. Het waterreservoir van de geiser is ongeveer 27.000 liter en met een vol reservoir duurt de eruptie ongeveer een uur.

Dit hele verhaal wordt ons verteld door een meneer die het waspoeder in de geiser heeft gegooid. Om de tijd vol te praten tot hij gaat spuiten krijgen we dus te horen hoe e.e.a. is ontstaan en werkt. Het is toch wel bijzonder om te zien dat zoiets met zo’n kracht uit de aarde omhoog komt. Hij spuit vandaag niet zo lang omdat het de hele week niet heeft geregend en het waterreservoir dus niet zo vol zit.

Na deze geiser wachten ons nog de mudpools. Ook heel bijzonder en erg grappig. Kokende modder is heel fascinerend om te zien en heel moeilijk om goed te fotograferen.

Na deze ervaringen zijn we wel weer toe aan een bakkie thee en een lekkere boterham. We stoppen bij een café waar ook honing geproefd kan worden en zitten even lekker in het zonnetje.

De volgende stop is bij het Wairakei Geothermal Power Development. Hier wordt 5 % van de energie van NZ opgewekt. Het was het eerste station ter wereld dat gebruikt maakte van de stoom van geothermisch water als een energiebron om elektriciteit te maken. Dus best bijzonder om te zien. Vanaf een uitzichtpunt zien we een vrij groot gebied met grote rvs pijpen en torens.

En dan zijn de Huka Falls aan de beurt. Deze waterval is meer een gigantische stroomversnelling maar wel heel spectaculair om te zien. Het water heeft een bijzonder mooie heldere kleur. Het is een onderdeel van de Waikato rivier die uiteindelijk uitkomt in Lake Taupo waar we hierna naar toe gaan. Maar eerst maken we een prachtige wandeling langs de rivier. We zien de rivier in de diepte liggen en lopen tussen de bomen over een prachtig pad met soms bijzondere vogels, bloemetjes en hard snorrende krekels. Aan de overkant van de rivier zien we ook een van de duurste lodges van NZ liggen. Later zal blijken dat Willem-Alexander en Maxima hier ook gelogeerd hebben tijdens hun huwelijksreis.

Aan het einde van de wandeling staat de bus al weer op ons te wachten en rijden we richting Taupo en zijn Lake Taupo. We lopen wat rond in het stadje en langs het meer. Dit meer is het grootste meer van NZ en is 42 km lang en 27 km breed. Het ligt in een uitgedoofde vulkaankrater en de overblijfselen van vulkanische activiteit zijn nog te zien op de puimsteenstranden langs het meer. Aan het zuideinde van het meer liggen de vulkanen van het Tongariro Nationaal Park wat ons einddoel is van vandaag. Het skotel in Whakapapa.

27 januari 2002

DE TONGARIRO CROSSING

Vandaag is de grote dag , hier hebben we al vanaf het begin naar uitgekeken. De Tongariro crossing.

Het Tongariro Nationaal Park is 70.000 hectare groot en was het eerste nationale park van NZ. Het werd in 1887 opgericht nadat Maori-leider Te Heu Heu Tukino 2.600 hectare land schonk aan de Engelsen. Hij deed dit om te voorkomen, dat dit vulkanische gebied door Maori’s aan de blanken verkocht zou worden en op deze manier zou versnipperen. Dit gebied moest toebehoren aan alle Nieuw Zeelanders en de overheid beloofde dat het gebied in zijn oorspronkelijke staat zou worden gelaten. Door er steeds meer land aan toe te voegen is het nu inmiddels 70.000 hectare groot. Drie vulkanen steken boven het omringende landschap uit, het zijn de Mount Ruapehu (2797m), de Mount Tongariro (1968 m) en de Mount Ngauruhoe (2291 m). Deze laatste vulkaan is nog steeds actief en regelmatig komen er stoomwolken uit de krater.

Om zeven uur vertrekken we richting de ingang van het park. We gaan zo vroeg om niet tegelijk met de grote meute te hoeven starten aan de wandeling. Het eerste stuk is een makkie maar wel al heel erg ruig en mooi. Na een uur begint het gesodemieter: klimmen, klauteren, uithijgen, schelden en ondanks dit alles toch genieten. Want als je achter je kijkt en ziet wat je al gedaan hebt en hoe mooi de natuur om je heen is geeft dit een ontzettende kik. Na deze eerste killende klim gaan we iets omlaag en lopen door de krater van een vulkaan. Heel bijzonder en ineens ook heel weids. We fantaseren er heerlijk op los, want stel je voor dat hij nu in eens uitbarst…..ach ja….. Dan gaan we weer omhoog. Als we achterom kijken zien we een sliert mensen door de krater aankomen en realiseer je je pas wat je tot nu hebt gelopen. Als we hierboven zijn worden we echt beloond door Onze Lieve Heer want het uitzicht is fenomenaal. Een rode krater, drie walgelijk blauwe meertjes, rokende rotsen, gele rotsen en…. gewoon te veel om op te noemen. In de Lonely Planet wordt dit de mooiste dagwandeling van het zuidelijk halfrond genoemd, ik snap nu wel waarom.

Het is tijd om even wat langer te genieten, daarom eten we hier even onze boterhammen op.

De afdaling die hierna volgt is echt killing. Het is heel los, rul gesteente en je zakt automatisch een meter naar beneden voordat je de volgende stap kan zetten. Als je éénmaal weet hoe het werkt gaat het wel makkelijk. Het laatste stuk moet ik even geholpen worden door Jan en Ruud. Nu volgt een vlak stuk en daarna weer een klim, maar deze is minder erg dan de eerste twee klimmen van vandaag. Het is gelukkig niet te warm vandaag, ideaal wandelweer. Na zo’n 5 uur lopen komen we bij een hut waar iedereen even uitrust en naar het toilet kan. Het is een gezellige drukte. Ik praat nog even met een ander Nederlands stel. We zijn vandaag erg veel Nederlanders tegen gekomen onderweg.

Langzaam dalen we steeds verder af naar beneden en zo komen we weer tussen de bomen terecht. Deze afdaling is niet erg geschikt voor je knieën en je moet af en toe behoorlijke stappen nemen. Gelukkig heb ik mijn stok bij me want anders had ik het vandaag denk ik niet gered. Soms wenste ik zelfs dat ik twee stokken had! Maar na zo’n twee uur afdalen komen we dan eindelijk om drie uur weer in de bewoonde wereld bij de bus uit. Het bos waar we het laatste stuk doorheen liepen was wel heel erg mooi en had een hoog Hobbit-gehalte vond ik.

Het was een waanzinnige wandeldag en ik heb werkelijk van iedere minuut genoten.

In de bar van het hotel gaan we even lekker een borrel drinken want dat hebben wel verdiend vandaag. Als we nog maar even zitten gaat het flink regenen en zijn we blij dat we er al zijn. ’s Avonds eten we gezellig met z’n allen en de stemming zit er goed in.

28 januari 2002

THE CABLE CAR

Helaas moeten we al weer afscheid nemen van dit mooie gebied. In de verte regent het nog steeds, de bewolking hangt heel erg laag en er zal vandaag niet veel gelopen kunnen worden in het park. Maar ja daar hebben wij niets meer mee te maken want wij gaan richting Wellington. De vergezichten onderweg zijn fenomenaal. Soms kijk je in de diepte naar een riviertje en in de verte liggen de bergen. Prachtig! We stoppen voor de koffie bij een oud vliegtuigje dat omgebouwd is als koffieshop. Het is vandaag erg warm en zeker in zo’n klein vliegtuigje dus iedereen drinkt buiten op het mini terras zijn koffie op. We gaan snel weer verder en stoppen in het plaatsje Levin voor de lunch.

Eindelijk zijn we bij Wellington (inw. 205.500). We rijden eerst naar Mount Victoria (196m) vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over de stad. We weten ook meteen waarom het windy Wellington heet want je waait uit je hemd boven op het uitzichtpunt, maar ja het uitzicht is wel mooi. We zijn ook door Victoriastreet gereden. Hier staan prachtige oude “heren” huizen. De goudkust van Wellington.

We logeren in hotel Trekkers dat aan de rand van het winkelgebied ligt, dus we hoeven maar een klein stukje te lopen als we de stad in gaan. Na het appartement verkend te hebben gaan we richting botanische tuin. We willen er met de Cable Car naar toe. Als we al een tijdje gelopen hebben komen we er achter dat de stad toch wel erg groot is want we kunnen hem niet vinden. Ruud spreekt een meneer aan en die is, zoals alle andere NZ die we ontmoet hebben, zo aardig dat hij wel even met ons mee loopt. Gelukkig maar want anders hadden we het niet zo makkelijk gevonden want de ingang is in een winkelpassage. Dat moet je natuurlijk wel even weten. De Cable Car is al 100 jaar oud en vervoert inmiddels zo’n miljoen mensen per jaar. In 1970 zijn de oude houten compartimenten vervangen door “shiny red Swiss-made ones”. Er zijn drie stops per ritje en de laatste stop is vlak bij de botanische tuin dus dat is makkelijk. De botanische tuin (Otari Native Botanic Garden) is 26 hectare groot en heeft een grote variëteit aan verschillende tuinen inclusief de Lady Norwood Rose Garden. We beginnen eigenlijk bij het eindpunt en zakken zo langzaam af naar beneden. Er is veel te zien en alles is goed onderhouden. Helaas zijn de kassen al gesloten als wij beneden zijn en moeten we genoegen nemen met de rozentuin.

In de botanische tuin is ook nog een sterrenwacht (Carter Observatory), hier lopen we ook nog even naar binnen.

We klauteren weer naar boven en gaan met de Cable Car weer down town. De bewolking hangt erg laag en het is daardoor wel een beetje fris geworden dus gaan we ons eerst nog even omkleden voor het eten. We eten vanavond bij de Indiër: Daawat. Erg lekker en niet duur.

29 januari 2002

 TE PAPA EN 5 DOLFIJNEN

 Het eerste wat we vanmorgen gedaan hebben is lekker op ons gemak in het theater café een ontbijtje naar binnen werken. Het is nog steeds heerlijk weer maar we gaan toch naar het museum. Het Te Papa Museum ligt aan de waterkant van Cable Street. Het is echt Nieuw Zeelands trots. We vinden er een uitgebreide Maori collectie en verdiepen ons voor de laatste keer in hun geschiedenis. Uiteraard leren we weer nieuwe dingen erbij o.a. over de jade van NZ. Ook is er een tentoonstelling over de Nederlanders die massaal naar NZ kwamen in de vijftiger jaren. Hier hadden we afgelopen week van Tante Bep ook al heel veel verhalen over gehoord en het is leuk om dit nu bevestigd te zien in een museum. Het museum telt vier verdiepingen en er is zoveel te zien dat we natuurlijk weer tijd te kort komen. Het is een echte aanrader voor iedereen die in Wellington komt.

Tegen enen worden we opgehaald uit ons hotel om naar de ferry te gaan. Het Noorder eiland zit er op! Het is een behoorlijk grote boot waarmee we overvaren en het wordt dus ruim genieten. Helaas zien we maar 5 dolfijnen bij de boot en zijn ze ook heel snel weer verdwenen. Het stuk door de Queen Charlotte Sound is het hoogtepunt van de overtocht. Prachtige beboste hellingen met hier een daar een huis en een bootje aan een steiger. We komen uit in Picton alwaar een andere bus ons al op staat te wachten. Deze keer een vrouwelijke buschauffeur. We gaan snel rijden want we hebben nog een heel eind te gaan. Via Blenheim rijden we richting oostkust naar Kaikoura. Het landschap is heel kaal in tegenstelling tot de mooie groene heuvels die we vanaf de boot zagen. We zien onderweg nog zeehonden en Thomas belooft ons dat we er nog genoeg zullen zien de komende weken dus er wordt nu niet voor gestopt. Het onderkomen (Holiday Park) in Kaikoura is weer geweldig. Een mooie bungalow voor vier personen met twee slaapkamers, badkamer en ruime huiskamer. Onderweg in de bus zijn er pizza’s besteld en vanaf een bepaalde tijd kunnen we die afhalen in de pizzeria vlak bij ons Park. Vroeg naar bed want morgenochtend loopt de wekker weer erg vroeg af.

30 januari 2002

 NET NIET ZEEZIEK

 Het whale watch station ligt 10 minuten lopen van ons Park af, we zijn natuurlijk ruim op tijd en kunnen daarom nog even een bakkie doen voordat de veiligheidsvideo wordt vertoond. Na de video nog even met z’n allen op de foto en dan in de bus naar de boot. Het haventje ligt een stukje rijden van het station af. De boot is een vrij nieuwe catamaran waar plaats is voor 50 personen. Het zit best comfortabel, de mensen die kans hebben om zeeziek te worden mogen eerst aan boord en moeten zo veel mogelijk achterin plaats nemen. Snel gaan we aan boord want o jee…….zeeziek……… De golven zijn inderdaad behoorlijk hoog en we focussen goed op de horizon. Gelukkig blijven de bergen in het zicht! Eerst stoppen we omdat de kapitein met de sonar wil luisteren of hij een walvis hoort. Een tijdje geleden is hij op deze plaats ongeveer ondergedoken dus zou hij in de buurt kunnen zijn. We moeten nog een aantal keren stoppen voordat we de eerste spermwhale (potvis) gevonden hebben. Het is fenomenaal om dit mee te maken en zeker als dit gigantische beest weer onder duikt en hij als laatste zijn staart laat zien. Iedereen is onder de indruk. We gaan weer op jacht naar de volgende en ook deze is snel gevonden en kunnen we weer met volle teugen genieten. De derde walvis is het mooiste. Hij blijft het langst liggen en zijn staart is het mooiste om te zien. Zo’n groot beest en toch zo gracieus.

We hebben er ook nog één gemist. De boot ging er met volle snelheid op af maar op het moment dat de kapitein het bericht kreeg dat hij al weer onder gedoken was kregen we van hem te horen: “the whale has won this race”. Prachtig wat een ochtend.

Een aantal mensen wordt zeeziek en ik kan het nog net goed houden. Als we na de walvissen nog even naar de zeehonden gaan en met de dolfijnen spelen voor de boeg ben ik blij als de haven weer in zicht komt. Poeh poeh wat een belevenis, ondanks de rare maag had ik dit voor geen goud willen missen.

Kaikoura is het gebied om walvissen te zien in NZ. Er zijn inmiddels maar liefst 18 soorten walvissen en dolfijnen in dit gebied geïdentificeerd, iets wat nergens anders ter wereld wordt geëvenaard. In 1978 is een verdrag tot stand gekomen waar in alle soorten walvissen, dolfijnen en zeehonden in dit gebied beschermt worden.

Jan gaat ’s middags weer de zee op, deze keer om albatrossen te scoren. Door het wat mindere weer krijgen ze er niet echt veel te zien. Ik ben blij dat ik niet mee gegaan ben want de zee schijnt nog ruwer te zijn dan vanmorgen en de boot kleiner. Toch genieten ze volop!

Wij gaan later op de middag, nadat we een tukkie gedaan hebben, richting dorp om winkeltjes te kijken en brood te kopen. Toevallig komen de albatrossen kijkers net terug en gaan we gezellig met z’n allen een borreltje drinken. Eén voor één komt de rest van de groep langs, zij waren een wandeling gaan maken naar een zeehonden kolonie die je vanaf het strand kan zien en bijna aanraken. Ook erg leuk.

’s Avonds gaan we met ons vijven kreeft eten want in zo’n waterrijke omgeving moet dat een succes zijn, en dat klopt aardig. Het eten in heerlijk in The Olive Branch.

31 januari 2002

ZWEMMEN MET DOLFIJNEN

Al weer loopt de wekker vroeg af want ook het zwemmen met dolfijnen moet in alle vroegte gebeuren omdat de dolfijnen dan het meest speels zijn. Ik vind het wel een beetje eng maar ben ook zeer nieuwsgierig om deze beesten van heel dichtbij te zien. Bij het vertrekpunt krijgen we allemaal een passend wetsuite, flippers en als je wil een duikbril. Na het aantrekken wordt er eerst nog een veiligheidsvideo getoond en wordt er uiteraard verteld wat wel en wat niet de bedoeling is van dit uitstapje. Op het land is het heel erg mistig maar als we eenmaal op zee zijn is het daar in ieder geval helder, je kan alleen de bergen niet zien dus je horizon bepalen is een beetje moeilijk vanmorgen. Gelukkig is de zee een stukje kalmer dan gisteren. We varen met een grote snelheid de zee op maar blijven toch vlak onder de kust. Al snel worden er dolfijnen waar genomen. De boot gaat voor de school varen en iedereen moet op de achterkant van de boot komen zitten. Bij het teken van de bemanning ga je rustig het water in en dan begint het spektakel. Voor dat je het weet zwem je tussen de dusky dolfijnen. Het is echt kikken. Ze zijn super nieuwsgierig en zwemmen op je af en dan buigen ze af en kan je ze alleen maar nakijken. Als je rondjes gaat draaien, draaien ze met je mee. Het is gewoon fantastisch. Je zwemt tussen deze prachtige beesten in en ik wordt er helemaal emotioneel van dat ik dit mag meemaken. Mijn angst is ook volledig verdwenen. Als er een signaal gaat op de boot weet je dat je aan boord moet komen want dan is de school verder getrokken en gaan we weer op zoek naar een nieuwe. Dit doen we vier keer, alleen de vierde keer ga ik niet meer het water in want ik ben volledig verzadigd. Deze keer duurt de pret ook maar enkele minuten en was het dus niet de moeite. Als je besluit om te stoppen wordt je wetsuite vol gezet met warm water en kan je je daarna gaan omkleden. En dan krijg je lekker een kom warme chocolade melk en een bitterkoekje; heerlijk! Nu krijgen we nog even de tijd om foto’s te nemen van de spelende dolfijnen maar wat we nu zien haalt het niet bij wat we onderwater hebben gezien. Wat een prachtige beesten en wat een ervaring!

Dusky Dolfijnen zijn niet zo erg groot, maximaal 2,1 meter maar het gemiddelde is tussen 1,6 en 1,8 m. Ze komen alleen maar voor op het zuidelijk halfrond en kunnen wel in groepen van 100 in de zomer voorkomen. In Kaikoura verschijnen ze ongeveer eind oktober en blijven tot mei. Er komen dan wel dagen voor dat er meer dan 1000 dolfijnen rond de boten spelen.

Om negen uur zijn we al weer terug bij het vertrek punt en om tien uur vertrekt de bus alweer richting Nelson.

Nog nagenietend zitten we in de bus, deze dag kan echt niet meer stuk en zeker niet als de tweede stop in een van de mooiste restaurants is die ik ooit heb gezien. Een paradijs op aarde! In Kekerengu ligt The Store (geen geweldige naam) met een uitzicht dat nog niet eens in je mooiste dromen voorkomt. Als klap op de vuurpijl zien we ook nog dolfijnen in de zee. Wat een dag, wat een dag.

De eerste stop was trouwens bij een zeehonden kolonie, maar ja die hebben we inmiddels al zoveel gezien dat we wat dat betreft al een beetje blasé zijn geworden.

We rijden weer helemaal terug naar Picton, waar de ferry was aangekomen om dan vervolgens langs een aantal sounds (o.a. de Pelorus sound) en langs de Tasman Bay naar Nelson te rijden. De vergezichten zijn geweldig. We maken onderweg ook nog een mooie wandeling die twee kanten op gelopen kan worden. Een mooi “elfen”bos met onder ons een rivier waar de jeugd aan het zwemmen is. Tijdens het laatste stuk in de bus krijgen we uitleg over ons verblijf in Abel Tasman National Park. Onze bagage blijft in Nelson, vandaar dat dit uitstapje een vakantie in een vakantie wordt genoemd, we zullen zien. ’s Avonds eten we met z’n allen in de Victorian Rose, een pub waar het heel erg druk is en buiten niet genoeg plaats is om ons allemaal neer te zetten. Dan maar binnen. Het eten is matig en wij taaien vroeg af want vanmorgen liep om half 5 de wekker af dus zijn we het nu aardig zat.

1 februari 2002

 EEN VAKANTIE IN EEN VAKANTIE

 Om negen uur zijn we al weer in Marahau waar de watertaxi al op ons wacht. We krijgen een zwemvest aan en klimmen in de boot. Wel een beetje vreemd want de boot hangt nog achter een trekker en er is nog geen zee te zien. Als een stelletjes …… zitten we in de rijdende boot die ons, na een ritje van zo’n vijf minuten door het dorp, achterwaarts de zee in laat glijden. De trekker chauffeur is ook de boot bestuurder en de trekker wordt door iemand anders weer van het strand af gehaald. Ruud, Mieke, Dula en Thomas zitten achter in de boot en dat blijkt niet zo een goede keus geweest te zijn. De zee is best ruw en de golven komen dan ook regelmatig over de boeg aan de achterkant de boot in. Ruud is echt helemaal zeik nat en Thomas ook. Maar het is wel weer even genieten onderweg . Eerst varen we naar een gespleten rots met vlak bij, aan land, een kolonie aalscholvers in een boom. Dan varen we richting, ja je raad het al, een kolonie zeehonden om vervolgens een half uur later op het strand van Awaroa Bay te arriveren. Net achter het strand ligt de Awaroa Lodge, het restaurant en de huisjes. Dit is echt een klein paradijsje waar we het wel een nachtje uit zullen houden.

Na de lunch gaan Jan en ik even schelpen zoeken langs het strand, er liggen er zat en we lopen zo een heel eind langs de kust.

Het Abel Tasman Nationaal Park is het kleinste nationale park van NZ. Er lopen geen autowegen door het park. Het park is genoemd naar, de in het Groningse Lutjegast geboren Abel Janszoon Tasman die op 13 december 1642 als eerste Europeaan NZ bereikte. Op 18 december gingen de schepen van Tasman voor anker in een kleine baai die later de “Moordenaarsbaai” werd genoemd omdat hier de volgende dag 5 bemanningsleden door de Maori’s werden gedood. Het park wordt gekenmerkt door dichtbegroeide bossen, gouden zandstranden en azuurblauwe zeeën, kloven, watervallen en grotten. In het park leven veel vogels.

Om half drie gaan we weer met een watertaxi op pad. Nu varen we naar Totaranui van waar uit we lopend terug gaan naar Awaroa Lodge. Het ritje in de boot is maar een klein stukje. We worden afgezet bij een gigantische camping waar ook een visitors centre is. Hier hangen levensgrote portretten van onze koningin en van Juliaantje. Het blijkt dat zij bescherm vrouwe zijn van dit natuurgebied. Het wordt een prachtige wandeling, soms over het strand en dan weer over smalle bospadjes. Het is weer zo’n echt Hobbit bos, dus vol varens, epifyten, rotan en allerlei mosjes. We zijn pas om half drie weggegaan omdat we een baai over moeten steken en dat kan alleen bij laag water. Het is om zes uur laag water dus volgens Thomas konden we er vanaf vijf uur overheen. Helaas hebben we iets sneller gelopen dan gepland en als we aankomen staat het water dan ook nog tot aan je lippen. We drentelen wat heen en weer, bespreken een soort tactiek hoe je wel aan de overkant zou kunnen komen en we worden lek gestoken door de sandflies. Bas houdt het niet langer uit en gaat als enige voor vijven het avontuur aan. Hij loopt tot aan zijn knieën, hij loopt tot aan zijn middel en ja hoor dan loopt hij tot aan zijn schouders in het water. We hebben wel een hoop lol maar gaan hem toch echt nog niet achterna. Er zitten nog een paar mensen te wachten en die zullen ons wel erg druk vinden, maar het is ook veel te gezellig zo met z’n allen en zeker als Peter besluit om zijn spijkerbroek uit te trekken en om in zijn onderbroek naar de overkant te gaan. Zijn benen hebben minstens twee jaar geen zon gezien (komt door eczeem, kon hij niets aan doen) en de hilariteit is heel groot. Om kwart over vijf trekken ook wij onze korte broek uit en nemen onze rugzak op ons hoofd want we moeten nu echt naar de overkant anders kunnen we nooit om zeven uur aan tafel vanavond. We worden tot onze middel nat en gelukkig is het water lekker warm. Aan de overkant trekken we onze onderbroeken uit en onze droge korte broeken weer aan. Om half zeven zijn we terug bij de lodge, Thomas was ons tegemoet komen lopen alleen was het jammer voor hem dat wij het laatste stuk een alternatieve route hadden genomen en zo zijn we elkaar heerlijk mis gelopen. Het was een leuk avontuur en tijdens het diner zit de stemming er dan ook goed in. We gaan lang door deze avond en er wordt veel gedronken, maar wat wil je in zo’n prachtige ontspannende omgeving.

2 februari 2002

 MIS GEGOKT

 Vanmorgen toch nog redelijk vroeg opgestaan maar wel rustig aan. Ook rustig aan een ontbijtje naar binnen gewerkt en dan alweer met de wandelschoenen aan richting Bark Bay. Dit is zo’n drie uur lopen in, je raad het al, een prachtige omgeving. Links ligt steeds de zee in de laagte en rechts weer van die wonderbaarlijk mooie bossen. Af en toe staan we een tijdje stil om te genieten van de prachtige vergezichten en om uit te hijgen want het gaat soms behoorlijk stijl omhoog. Op een gegeven moment komen we op het punt waar we moeten kiezen tussen een extra lus lopen of via een baai lopen. Op het bordje staat dit aangeven als High tide or low tide route. Wij kiezen voor de low tide route want het zou om twaalf uur pas high tide zijn. We kiezen ook voor deze route omdat die de kortste is en omdat het zo warm is vandaag. Maar helaas…….we kiezen voor de verkeerde route. Als we bij het punt komen waar je over zou moeten kunnen steken zien we veel water en onze ervaring van gisteren heeft geleerd dat je dan heel erg nat kan worden. Een Nederlands meisje, dat achter ons aan kwam, gaat wel het water in maar later blijkt dat dit niet zo’n succes geweest is en is ze toch maar terug gegaan net als wij. We moeten dus weer berg op richting High tide route. Onderweg komen we heel veel mensen tegen die we toch maar even waarschuwen. Zo wordt het net zwaan kleef aan en moet een hele sliert mensen weer terug langs het smalle bospad om de andere route te nemen. Het loont wel de moeite want we komen langs een prachtige waterval die we anders gemist zouden hebben.

We komen uiteindelijk uit bij een soort hut waar je als wandelaar kan overnachten. We besluiten om hier te blijven en niet verder te gaan. Een aantal van de groep loopt nog verder maar wij vinden het veel te warm. De rest van de middag lummelen we dan ook een beetje rond totdat de watertaxi arriveert en ons weer terug brengt naar Marahau. Hier wordt de boot weer achter de tractor gekoppeld en rijden we in de boot terug naar het punt waar we gisteren begonnen zijn. De bus staat alweer op ons te wachten en zo rijden we terug naar Nelson waar we vannacht nog een keer zullen slapen. Wij gaan met z’n vieren op zoek naar een Indiaas restaurant want het eten in de Victorian Rose vonden we niet echt geweldig. Nou dat was een hele goede keus. We eten bij Puspa’s Curry And Kebab House. Heerlijk!

3 februari 2002

 BACK TO THE SIXTIES

 Het wordt vandaag een echte reisdag maar wel met een aantal mooie wandelstops. De eerste stop is bij een spoortunnel die niet meer gebruikt wordt. Het is maar 20 minuutjes maar net even lekker om de benen te strekken. We stoppen ook nog een keer voor koffie en dan rijden we door naar Cape Foulwind. Onderweg kruisen we riviertjes met prachtige witte keien en valleien met groene heuvels. Bij Cape Foulwind maken we de light house walk of te wel een klif wandeling.  Cape Foulwind dankt zijn naam aan kapitein Cook die hier in 1770, tijdens een zeer zware storm verbleef.

Rechts in de diepte ligt de zee en wij lopen er meters boven door een soort duin / heide landschap. Je ziet strand en hoog oprijzende kliffen. Een gigantische branding beukt af en toe op rotsen die voor de kust liggen. Aan het einde van de wandeling komen we bij Tauranga Bay waar weer een zeehonden kolonie is. Er lopen op de parkeerplaats, waar de bus staat, weka’s rond. Dit zijn net kiwi’s maar dan anders. Ze zijn wel heel brutaal maar dat komt omdat ze natuurlijk regelmatig gevoerd worden door de toeristen. Kortom dit was weer een wandeling die de moeite waard was. Nu rijden door naar de Pancake rotsen, bij Punakaiki, met zijn blow holes. Deze rotsen zijn opgebouwd uit honderden lagen kalksteen en zien er uit als stapels pannenkoeken. Tijdens hoogwater en veel wind wordt het zeewater in de blow holes tot ongekende hoogte opgestuwd. We hebben mazzel er staat een gigantische branding vandaag dus het water wordt met een onvoorstelbare kracht de blow holes in geblazen en het spuit er aan de boven kant in miljoenen druppels uit. Erg spectaculair. In eerste instantie waren we een beetje bang voor het massa toerisme hier. Mooie aangelegde geasfalteerde paden tussen aangelegd groen en tussen de pancake rotsen door maar het natuurgeweld maakt alles weer goed en doet je vergeten dat er meer mensen staan te kijken. Beide bezienswaardigheden liggen dus aan de westkust van het Zuidereiland waar we inmiddels beland zijn. Tegen het einde van de middag rijden we Blackball binnen. Een oud mijnwerkers stadje waar de tijd heeft stil gestaan. We logeren in Formely the Blackball Hilton. Een Hotel uit een oude wild west film.

In 1865 is dit “stadje” ontstaan, in het nabij gelegen Grey vally at Moonlight werd flink veel goud gevonden op dat moment. Maar de echte groei vond pas plaats toen er vanaf 1893 heel veel kolen werden gedolven. Het “stadje” groeide uit tot een bevolking van wel 1200 mensen in 1928. Het kreeg zijn nationale bekendheid in 1908 toen er een drie maanden durende staking werd gehouden voor o.a. beter werkomstandigheden (half uur lunch pauze). Gedurende deze staking werd een collectieve partij gevormd de Red Feds. Hieruit is later de Federation of Labour en de NZ Labour Party ontstaan.

En daar zijn ze nu natuurlijk nog steeds heel erg trots op in Blackball. Het gebied is in latere jaren in verval geraakt en de mijnen zijn gesloten. Er wonen nu nog maar 300 mensen in Blackball en er gebeurt verder heel weinig. Maar de mensen die er wonen zijn een zeer hechte gemeenschap, dit bewijzen de vele fotoboeken die in de bar van het Hotel liggen. Hierin kunnen we zien hoe er jaarlijks het dorpsfeest wordt gevierd en dat gaat zo te zien gepaard met heel veel lol (en drank). Ook komt uit Blackball de famous vanice salami (herten salami) waar we gelukkig een stukje van te proeven krijgen. Er zijn namelijk drie winkels in Blackball. Een supermarkt, een winkel van sinkel en de beroemde slager.

Als we bij gekomen zijn van alle indrukken die het hotel op ons maakt gaan we buiten op het terras met z’n allen even wat drinken. Dan verschijnt Diana! Zij werkt in het hotel maar zo te merken drinkt ze ook gezellig mee met de gasten. Ze ziet er zeer excentriek uit met haar lange rok en narrenmuts op haar hoofd. Ze past helemaal in het beeld dat wij inmiddels van Blackball hebben.

Bij de borrel gaat een grote schaal plaatselijke specialiteiten langs (o.a. de herten salami) en die is zo leeg gesnaaid daar iedereen onderhand wel een beetje honger heeft. Gelukkig krijgen we al snel een seintje dat de barbecue klaar is en dat we aan tafel kunnen. Buiten, aan de zijkant van het hotel, is een grote tuin waar we allemaal kunnen zitten tijdens het eten. Gezellig! Later gaan we terug naar de voorkant van het hotel waar we de rest van de avond door zullen brengen in gepaste gezelligheid. Het wordt zelfs zo gezellig dat tijdens het piano spel van een van de andere gasten er op straat gedanst wordt door diverse mensen (zo druk was het in de stad). Ook Diana houdt ons de hele avond gezelschap en dat zorgt voor een hoop hilariteit in de groep. Alweer een avond om niet te vergeten in een gat aan het einde van de wereld!

4 februari 2002

 DE EERSTE REGENBUIEN

 Vanmorgen was het vroeg dag in het hotel. De andere groep gasten was nogal luidruchtig zodat ook wij allemaal erg vroeg wakker waren. We gaan dan ook na het ontbijt bijna allemaal mee met Jane, de eigenares van het hotel, om een historische wandeling te maken door het dorp. We komen eerst langs de winkels en daarna langs het huis waar radio Blackball in gevestigd is. Je stapt echt terug in 1960 als je daar naar binnen gaat. Onderweg verteld Jane nogmaals de hele historie, zoals hierboven beschreven, van Blackball. Langzaam lopen we richting mijnen. Hier komen we in een onherbergzaam gebiedje terecht waar we een flinke klim maken naar boven om uiteindelijk een prachtig uitzicht te hebben over de stad en het hele gebied er omheen. We zijn allemaal kapot maar Jane blijft praten en vertellen en raakt geen moment buiten adem. Later blijkt dat ze ook de marathon van New York loopt!

Het wordt een heerlijke ochtend maar om 11 uur moeten we echt weg anders komen we te laat in Hokitika, de woonplaats van onze buschauffeuse, en die wil natuurlijk graag haar kinderen even een uurtje zien als ze thuis zijn van school. We komen mooi op tijd aan in Hokitika waar wij uitgeladen worden bij een Jade fabriek. Eerst krijgen we uitleg wat Jade eigelijk is en later kunnen we in het atelier rond kijken hoe het bewerkt wordt. Ook is er een glas blazerijtje bij en daar worden best leuke dingen gemaakt. Helaas kopen we hier niets en daar krijgen we later toch wel spijt van want juist die dingen die wij mooi vinden zien we niet terug in de souvenirshops die we later nog bezoeken. Als we weer buiten komen regent het pijpenstelen en in eens ziet NZ er heel mistroostig uit. We gaan snel naar een lunchroom en vermaken ons daar een tijdje. Later lopen we nog wat door het stadje maar door het vieze weer is er weinig te beleven en zijn we blij als we weer de bus in kunnen. We rijden nu door naar de Frans Jozeph gletsjer. Ook hier is niets te zien vanwege het slechte weer. We lopen nog wel even naar de vlonder waar vandaan je normaal een prachtig uitzicht hebt op de gletsjer maar nu is het helemaal grijs.

Snel door naar Fox Glacier waar het gelijknamige hotel al op ons wacht. ’s Avonds doen we even een wasje en drinken we gezellig met z’n allen een borrel voordat we naar bed gaan.

5 februari 2002

 50 JAAR OP DE GLETSJER

Vandaag is Ruud jarig en wordt hij 50. Een speciale dag die we beginnen met een gezamenlijk ontbijt, één kabouter, vier T-shirts en een boek over walvissen en dolfijnen.

Kortom een leuk begin van deze dag. We kunnen niet uitgebreid blijven tafelen want om negen uur moeten we bij het startpunt van de Heli-hike zijn, die we vandaag gaan maken. Gelukkig is Fox Glacier een heel klein dorpje met 1 hotel, 3 restaurants, een stuk of 10 huizen en een supermarkt dus snap je wel dat het maar een minuutje lopen is voor ons. We worden eerst voorgesteld aan de crew van deze dag en krijgen meteen een paar veiligheidsregels opgedragen. Dan rijden we met een bus uit ongeveer 1958 naar de helikopter vertrekplaats. Hopelijk zijn de helikopters wat beter onderhouden dan de bus want anders ga ik toch echt niet mee omhoog. Voordat we de helikopter in kunnen krijgen we nog een paar schoenen uitgereikt die ongeveer 3 kg per stuk wegen. Deze schoenen bevatten stalen pinnen van onderen zodat je niet kan uitglijden op de gletsjer. Het loopt wel een beetje raar maar dat zal straks wel beter gaan. Met z’n zessen moeten we in ’n helikopter. Iedereen krijgt een koptelefoon op en dan gaat hij de lucht in. Spannend hoor als je nog nooit in zo’n ding gezeten hebt maar ook heel spectaculair. Recht omhoog en dan vooruit met een snelheid van 140 knopen (240 km/uur) richting bergen. Je hebt meteen een prachtig uitzicht over het hele gebied. Als we in de buurt van de gletsjer zijn krijgen we nog een extra rondje. De piloot vliegt, naar mijn gevoel, recht op de rotsen af. Ik raakt net niet in paniek en dan draait hij gelukkig om en vliegt richting landingsplaats op de gletsjer (4200 voet = 1300 m). Die goeie man wilde ons gewoon nog wat extra laten zien, weet ik veel!

Als we uit de helikopter stappen moeten we gebukt blijven lopen tot we bij de gidsen zijn. Hier krijgen we nog extra beugels voor onder onze schoenen en een stok met een stalen punt zodat we maximale grip op het ijs hebben. Als iedereen er is kunnen we gaan lopen. De gids, die trouwens in zijn korte broek loopt, hakt zich een weg over het ijs zodat wij het wat makkelijker hebben. Onderweg vertelt hij het een en ander over de gletsjer en de omgeving. Gelukkig komt het zonnetje ook over de bergen heen en wordt het zicht alleen maar mooier. Het ijs is op sommige plaatsen prachtig blauw van kleur. De gids gaat op zoek naar een ijsgrot maar omdat de gletsjer nogal in beweging is ligt deze steeds op een andere plaats en duurt het even voordat hij wat gevonden heeft. Er zijn twee soorten ijsgrotten wordt ons uitgelegd. De eerste die we bezoeken is uitgesleten door het water en de tweede die we te zien krijgen is ontstaan door verschuivingen van het ijs. In zo’n ijsgrot is het ijs nog veel harder dan buiten op de gletsjer, je kan hier bijna niet de punt van de stok in het ijs krijgen. Heel voorzichtig lopen we er doorheen, het is fabelachtig mooi.

De Fox gletsjer is de langste van de gletsjers in het midden westen. Boven zijn hoofd rijst een piek van meer dan 3000 meter uit (Mt. Cook). Deze geweldige ijsrivier zigzagt naar beneden om uit te komen in het regenwoud op meer dan 250 meter boven zeeniveau en 20 km vanaf de Tasmanzee. De gletsjer verschuift gemiddeld zo’n 40 cm per dag. In 1872 werd deze gletsjer bezocht door de prime minister, Sir William Fox en vandaar dat hij zo heet.

De tijd vliegt voorbij en voordat we het weten zijn we alweer op weg naar het beginpunt van de wandeltocht om dan vervolgens met de helikopter weer terug te vliegen.

Het was weer een onvergetelijke ervaring. Als we terug zijn komen er steeds meer wolken en als we net aan onze lunch begonnen zijn begint het dan ook een beetje te regenen. Wat hebben we weer een mazzel gehad! De rest van de middag brengen we in gepaste rust door (slapende) zodat we het vanavond, op Ruud zijn verjaardagsfeestje, lang vol kunnen houden.

We gaan eerst met z’n vieren uit eten ter ere van Abraham. We eten lekker een hertje in The Crook Saddle en gaan dan terug naar het hotel. Hier is iedereen inmiddels al verzameld en kan het feest beginnen. Ik had ook nog een liedje mee genomen en dat wordt op een heerlijk valse manier door de hele groep ten gehore gebracht. Ruud is onder de indruk van al dit geweld maar is ook blij dat we ons snel weer op de drank storten. Er staat een jukebox in de bar en daar wordt door ons gretig gebruik van gemaakt. Sandy de buschauffeur drinkt aardig mee de hele avond. Als later, zo rond de klok van twee uur ’s nachts, de laatste van de groep richting zijn kamer gaat, zit zij nog steeds al drinkend aan de bar. Morgen ochtend om half 7 staat de volgende wandeling al weer op het programma, als dat maar goed komt?!

6 februari 2002

 THE DAY AFTER

Nou het komt dus niet helemaal goed of eigenlijk helemaal niet! Als wij om half zeven allemaal klaar staan is er geen Sandy te bekennen. Thomas gaat naar haar kamer maar daar loopt ze nog niet gedoucht en niet aangekleed rond. Hij vraagt haar de sleutels van de bus, die hij krijgt, en komt naar beneden. Iedereen gaat in de bus en Thomas rijdt ons naar Lake Matheson dat maar zo’n zes km van ons hotel af ligt. Niemand is verbaasd dat Thomas rijdt want dat heeft hij van de week ook een keer gedaan toen Sandy bij Cape Foulwind ook met ons mee wilde wandelen. Bij Lake Matheson of te wel het spiegelmeer moeten we eerst nog ruim een half uur wandelen voordat we op de plek zijn van waaruit je het spiegelend effect van het meer goed kunnen bekijken. Een vereiste voor een goed resultaat is afhankelijk van een aantal factoren. Het meer moet “spiegelglad” zijn, de lucht moet helder zijn en de zon moet schijnen. Als we rond het meer lopen hebben we er een hard hoofd in. Er lopen kleine golfjes op het water (ribbels) en de zon is ook nog niet over de bergen heen. Het enige dat klopt is dat het helder is. Bij het uitkijkpunt gaan we allemaal rustig zitten wachten. Misschien komt het goed en misschien niet! Natuurlijk komt het goed. Zoals alles tot nu toe mee heeft gezeten zit dit ook mee. Na een klein half uurtje wachten trekken de golfjes zich terug en komt langzaam de zon over de bergen heen en krijgen we een meer te zien dat zo ontzettend mooi is dat je het bijna niet kan geloven.

Onderhand is Sandy ook gearriveerd en op zoek naar Thomas. Ze is woedend dat hij haar bus heeft mee genomen. Ze eist van hem de sleutels terug. Deze krijgt ze uiteraard terug maar dan blijkt, als Thomas zijn rondje gelopen heeft dat de zowel Sandy als de bus vertrokken zijn van de parkeerplaats. O jee!!!!

Wij weten nog van niets en genieten nog van deze prachtige ochtend. We zijn onderhand door gelopen naar het volgende uitzichtpunt. Hier maken we “de” foto zoals Lake Matheson altijd afgebeeld wordt. Het is prachtig.

Als wij na ruim anderhalf uur terugkomen op de parkeerplaats valt het ons uiteraard meteen op dat er geen bus staat te wachten. Bas en Peter, die al eerder terug waren, melden ons dat Thomas lopend terug is naar het hotel om de bus weer op te halen. Wat een drama zeg….en wat een muts die Sandy. Had ze maar niet zoveel moeten drinken gisteravond dan was dit niet gebeurd. Wij zijn er trouwens ook niet zo blij mee dat ze vandaag moet rijden want nauwelijks zes uur geleden zat ze nog zwaar aan de whisky, die alcohol is nog niet uit haar bloed. Ze moet vandaag een heel eind rijden door de bergen dus ……….

Wij kunnen niets anders doen dan een kopje koffie en een ontbijtje nemen en maar wachten totdat iemand ons komt halen. Gelukkig verschijnt de bus op een gegeven moment weer en gaan we als makke schaapjes aan boord. Er hangt een spanning om te snijden tussen Sandy en Thomas en wij willen er niets van weten. Hij heeft geprobeerd om zijn goede bedoelingen uit te leggen maar ze is niet voor rede vatbaar. Ze heeft zelfs zijn cassettebandjes door de bus gesmeten en zijn slippers naar buiten gegooid. Nu kan hij niet meer zeggen dat we deze wandeling op onze slippertjes kunnen doen! Daar wordt hij uiteraard de rest van deze reis nog vaak aan herinnerd.

We laden snel onze koffers in bij het hotel en gaan op pad. De eerste stop van vandaag is bij Paringa waar een zalmkwekerij is en waar we dus een heerlijk broodje zalm kunnen eten. Tijdens deze stop praten Thomas en Sandy met elkaar en dat komt de sfeer ten goede, maar zoals het was tussen die twee zal het de rest van de reis niet meer worden! De volgende stop is het afscheid van de westkust bij Shipcreek. Hier kan je een klein wandelingetje maken door de bush om dan vervolgens op het strand uit te komen. Heerlijk om even uit te waaien! En dan gaan we richting Makarora waar we vanmiddag nog de Siberia Experience moeten gaan doen. We rijden via de Haast Pass hier naar toe.

De Haast Pass begint in het dorp Haast en slingert zich van de westkust, langs met sneeuw bedekte alpentoppen, diepe kloven en prachtige meren naar Wanaka (maar daar komen we morgen pas). Highway 6 volgt de Haast rivier, die op een gegeven ogenblik samen gaat met de Landsborough rivier. De weg loopt door het noordoostelijke deel van de Mount Aspiring nationaal park. Bij de Haast brug stroomt de rivier door een diepe kloof met enorme rotsblokken. Hier passeert highway 6 het laagste gedeelte van de Pass.

 Als we al dit moois gepasseerd zijn bereiken we het gehucht Makarora. Het dorp bestaat alleen uit het Mount Aspiring Ranger Station, een visitor centre en een parkje met vakantiehuisjes. Omdat het te hard waait als we aankomen gaat de Siberia Experience niet door en kunnen we lekker een stukje gaan wandelen. Het bos is heel mooi met ontzettend veel mossen aan de bomen. Aan het einde van de wandeling brengen we nog even een bezoek aan het informatie centrum en dan kunnen we even gaan relaxen. ’s Avonds hebben we een soort buffet met z’n allen maar daarna vertrekt iedereen om voor de verandering eens vroeg naar bed te gaan zonder al te veel drank.

7 februari 2002

 JETBOATEN IS ECHT TE GEK!

Het is alweer vroeg dag als om zes uur de wekker gaat. Vandaag beginnen we met de Siberia Experience. Dit is een half uur durende vliegtocht in een kleine Cessna, over de toppen van Mount Aspiring National Park, een wandeltocht van ongeveer drie uur door het park en dan een half uur jetboaten terug naar het vertrekpunt. Als we staan te wachten voor het vliegtuig horen we in de verte de schapen blaten. Gisteren zijn hun lammeren weggehaald, het is een zielig gehoor. Maar dan moeten we ons op het vliegen gaan concentreren. Met z’n vijven in zo’n klein vliegtuigje valt niet helemaal mee maar hij gaat de lucht in. Al snel vliegen we op 7500 voet hoogte en hebben we een fabelachtig uitzicht. In de verte Mount Cook en aan de andere kant Mount Aspiring en nog veel meer pieken. Sommige met sneeuw en sommige heel kaal maar maagdelijk mooi. We vliegen over valleien die er helemaal verlaten bij liggen en we vliegen over een berg met een heel zwart rond meer. De piloot vertelt wel precies wat we zien en hoe alles heet maar door de herrie van de motor is hij moeilijk te verstaan. Als we beneden in de diepte de rest van de groep zien staan weten we dat we alweer aan het einde van deze prachtige vlucht zijn. De laatste bocht die het vliegtuig draait is niet zo fijn voor je maag en Mieke heeft het dan ook helemaal gehad. Maar goed we landen prachtig op het kleine landingstripje en worden hartelijk verwelkomt door een verkleumde groep. We wachten nog even op Thomas en dan kunnen we beginnen aan de wandeling. Het is meteen duidelijk waar om het Siberia Experience heet want we moeten met onze blote voeten een riviertje over steken voordat we bij het bos zijn. Het water is zo ontzettend koud dat het echt pijn doet aan je voeten. Ferdie en Luciena houden hun wandelschoenen aan maar deze lopen dan wel helemaal vol water en dat lijkt ons niet zo lekker lopen. Het is killing maar als je daarna je voeten afdroogt en je wandelschoenen weer aandoet heb je nergens meer last van.

Er moet best een beetje geklommen worden en iedereen loopt in zijn eigen tempo. Het afdalen is deze keer nogal lastig omdat je via allerlei stronken moet. Wel erg mooi. Heel leuk is ook dat als we eenmaal een stuk geklommen hebben we een vliegtuigje onder ons langs zien gaan. We komen uiteindelijk weer bij de rivier uit, nu moeten we nog een klein stukje verder voordat we bij het vertrekpunt van de jetboat zijn.

De boten zijn netjes op tijd en we verdelen ons in twee groepen en dan kan de pret beginnen. Deze boten hebben maar tien centimeter water nodig om te varen. Het gaat met een snelheid van zo’n 80 km per uur, en dat is echt hard. Soms staat er te weinig water en dan stuitert hij over de keien heen. Mieke gilt de hele boel bij elkaar en Jan krijgt de slappe lach, puur van de kick. Het is dan ook echt te gek. Hij scheurt over het water, soms recht op een boomstronk of de oever af maar steeds stuurt hij dan op tijd de boot weer de goeie kant op. Een aantal keren maakt de boot een rondje van 360 graden en valt dan stil. We kunnen dan even uithijgen en van de omgeving genieten, maar niet lang want het gas gaat er meteen weer op. Gaaf!

Na deze experience rijden we met de bus naar Wanaka. Het landschap veranderd nu in uitgestrekte open vlakten en grote meren. Wanaka ligt aan het zuideinde van het Wanakameer en wordt omgeven door bergen. Het is hier erg mooi maar meer dan koffie drinken doen we niet. Op naar Queenstown. Voordat we bij de stad zijn bezoeken we eerst de brug waar het bungy jumpen is uitgevonden. Het is kicken om te zien dat er mensen zijn die zomaar naar beneden durven te duiken. In onze groep zitten niet van die lefschoppers en dat is maar goed ook want de wachttijd voor het springen is ruim een uur. Als we genoeg gezien hebben rijden we richting Arrowtown. Dit was vroeger een goudzoekers stadje maar nu is het niet meer dan een grote toeristische attractie. We rijden er daarom ook alleen maar even doorheen en gaan dan naar Lake View in Queenstown, ons onderkomen voor de komende twee nachten.

Queenstown ligt aan Lake Wakatipu (77 km lang en bijna 5 km breed). Tijdens het laatste stuk van de rit zagen we hoog vanaf de bergen het meer al liggen met de stad ernaast en aan de overkant van het meer de Remarkables. Dit is een stijl omhoog lopende bergketen met scherpe bergkammen.

Queenstown is een van de grootste toeristische trekpleisters van het Zuidereiland. Het wemelt er van de souvenirwinkels, fotozaken, hotels, nachtclubs en touroperators. Maar het is er wel gezellig. We gaan in de stad eten, nadat we eerst met een aantal een biertje hebben gedronken. Na wat omzwervingen komen we uit bij The Pig & Whistle. Dit is een echte pub maar met goed eten, volgens Thomas. Het blijkt waar te zijn want we eten goed in een leuke gezellige omgeving.

8 februari 2002

WIJNTOUR

Deze morgen hebben we ons als echte toeristen gedragen. Eerst lekker uitgeslapen en toen naar de stad geslenterd en winkeltjes bekeken. We worden pas om twee uur opgehaald voor de wijntoer die we vandaag gaan maken, dus gaat alles heel relaxed vandaag.

Het busje waarmee we gaan is prachtig op tijd. Er kunnen 10 mensen in, wij zijn met z’n zevenen en we pikken in de stad nog twee Australiërs op. Als eerste bezoeken we een uitzichtpunt over de Shotover River. We zijn precies op tijd want er komt net een jetboat aan- gescheurd, dit is fraai om te zien. De chauffeur weet veel te vertellen en we komen dan ook heel wat te weten over het goud zoeken in lang vervlogen tijden. Hij weet over alles veel te vertellen en het enige nadeel is dat hij soms net even te veel om zijn eigen grapjes moet lachen maar toch doet hij het erg goed. We rijden weer door Arrowtown heen en langs de bungy jump brug. De chauffeur vertelt ook dat het gebied lang voordat de Europeanen kwamen niet begroeid was met bomen. We zien nu soms hele begroeide heuvels, deze bossen zijn dus pas zo’n 150 jaar oud. Ook vertelt hij uiteraard over het ontstaan van de wijnbouw in NZ. Daar zijn we tenslotte voor gekomen vandaag. De eerste Fransman gaf het op in 1880 en pas in 1972 is de wijnbouw, in dit gebied, weer van de grond gekomen met als voorloper de Montana wijnen. Hier hebben we al verschillende flesjes van weggewerkt deze vakantie. Dan komen we bij de eerste wijngaard. Deze wijnboer wil niet alleen maar aan zijn wijnen wat verdienen maar ook aan de toeristen. Gibbston Valley Wines Ltd. is één groot toeristen circus en we zijn niet onder de indruk. Zeker niet al we later in een cave verschillende wijntjes te proeven krijgen. Hij kan beter meer aandacht aan zijn productieproces besteden dan aan iets anders want het smaakt allemaal net niet.

Bij de tweede wijngaard, Peregrine, staan twee tafels voor ons klaar. De chauffeur haalt een aantal schalen met franse kaasjes en toastjes uit de auto en het feest is compleet. Deze wijnen zijn wel al iets beter maar toch nog niet van het kaliber dat we gewend zijn te drinken. Het is heerlijk, we zitten onder de strak blauwe lucht gezellig met elkaar wijntjes te drinken: wat is het leven toch mooi!

De stemming stijgt en de twee Australiërs voelen zich duidelijk op hun gemak tussen ons in. Dan moeten we helaas ook deze heerlijke plek verlaten om naar het laatste wijnhuis toe te gaan. Dit wordt de Chard Farm. Hier drinken we de lekkerste wijnen van deze middag maar het zijn allemaal toch geen toppers in onze ogen. Hij heeft ook bubbeltjes wijn en wanneer we gewone wijn krijgen smaken de eerste drie flessen naar kurk.

Het was een heerlijke middag met veel informatie over NZ wijn en de historie ervan.

’s Avonds gaan we bij het Thaise restaurant, Siam eten en dat is wederom een goeie keuze.

9 februari 2002

 GLOEIWORMEN EN JAPANNERS

Vandaag reizen we door naar Te Anau, dit is maar een klein stukje rijden. We stoppen onderweg bij Bracken Hall in Mossburn. Dit is een tea-room, er worden plantjes verkocht, NZ spulletjes en andere rommeltjes. Erg leuk om even rond te snuffelen.

We logeren in het Fiordland Hotel dat op loopafstand ligt van het centrum van Te Anau waar we, nadat we de koffers achter hebben gelaten in een kamertje omdat de hotelkamers nog niet klaar waren, op ons gemak naar toe slenteren. In het dorp zijn aardig wat winkels en gelegenheden om iets te lunchen. Als we dat gedaan hebben en op de terugweg zijn naar het hotel komt Thomas ons achterop met een bestelbusje. Of we zin hebben om een wandeling om het meer te maken. Dat lijkt ons wel wat en we gaan in het busje dat ons naar de Kepler track brengt, waar we een klein stukje van zullen lopen (ca. 1 uur). Het is vandaag uitzonderlijk warm en als we eenmaal lopen hebben we toch wel een beetje spijt van onze beslissing. Ik ben de enige die wandelschoenen aan heeft en we hebben uiteraard ook maar heel weinig water bij ons. Het wordt dus even afzien maar toch ook wel weer lekker.

Om vijf uur zijn we klaar voor de gloeiwormen excursie die we met z’n vieren gaan maken. De grotten waar deze beestjes in voorkomen liggen zo’n half uur varen van Te Anau af. We gaan samen met ongeveer 100 Japanners aan boord voor deze vaartocht. Als we weer aan land gaan worden we naar Cavern House geleid waar een multimedia introductie plaatsvindt over de grotten van Te Anau. Daarna gaan we in kleine groepjes met een gids mee de grotten in. De Japanners willen allemaal het eerst, wij wachten wel. We moeten eerst een stukje lopen en gaan daarna in een bootje. Er stroomt heel wat water hier in de grotten. De Te Anau grotten zijn ongeveer 12.000 jaar oud en worden nog steeds gevormd door de stroming van het water. Zo’n ondergrondse waterval is spectaculair om te zien. Na het eerste bootje moeten we weer een stukje lopen en dan wéér in een bootje. We komen nu in het gedeelte van de gloeiwormen terecht.

 NZ gloeiwormen zijn de larven van kleine vliegjes genaamd Fungus Gnats. Hun levenscyclus is ei, larve, pop en vlieg. Alleen de larve kan eten en om zijn prooi te pakken te krijgen produceert hij een prachtige gloed door de oxidatie van luciferine in zijn darmen. Het licht kan uitgeschakeld worden als het beestjes gestoord word door een hard geluid, licht, en schommelingen in vochtigheid en temperatuur. Het hangt ook af van zijn verlangen naar eten. Vliegende insecten worden aangetrokken door het licht in de donkere grotten. Ze vliegen tegen draden aan die de larven maken, blijven plakken en de larven halen de draad naar zich toe en eten de insecten op.

Je begrijpt misschien al dat er van ons verwacht wordt dat we ons volkomen stil houden. Het is heel bijzonder als het werkelijk stil wordt. Duizenden puntjes aan de wanden gloeien en maken dat je van verbazing je mond al niet meer open wil doen. Wat is dit mooi om te zien. Ik heb mazzel en kom het dichtste bij het plafond waar ik ook de draadjes kan zien hangen. Prachtig! Jammer dat het maar zo kort is want voor we het weten zitten we alweer aan boord van de boot die ons weer terug brengt naar Te Anau.

We hebben onderhand wel een beetje honger gekregen en gaan eten bij The Olive Tree. Heerlijk Italiaans eten, smikkel smikkel.

10 februari 2002

 VANDAAG MAG HET REGENEN!

Het was weer vroeg dag vandaag, half zeven. We worden verrast met een prachtige zonsopkomst. De eerste stop van vandaag is bij een klein spiegelmeer, nu spelen we echt even de verwende toerist en schenken weinig aandacht aan dit fenomeen. Na Lake Matheson is dit echt helemaal niks! We zijn op weg naar The Divide waar we een stukje van de Routeburn Track gaan lopen. Het gedeelte dat wij lopen is niet echt moeilijk, alleen het laatste stukje gaat nogal stijl omhoog. Onderweg zien we veel besneeuwde bergtoppen en gletsjers in de verte. Jammer dat het niet echt mooi weer is, maar dat mocht ook niet vandaag want we gaan naar de Milford Sound en daar moet het regenen om een paar mooie watervallen te zien. Jammer genoeg komt de regen net te vroeg. Als we boven zijn bij de Key Summit Nature Walk moeten de capes aan en dat doet ons besluiten om snel weer naar beneden te gaan. Het is een mooie wandeltocht door een stuk ongerepte natuur.

Als we doorrijden naar de Milford Sound komen we een bord tegen waar op staat 45° South. Leuk weetje! We stoppen nog een keer voor een prachtig uitzicht over de Hollyford Valley en bij een watergeweld, dat je naar Lake Marian leidt, als je door zou lopen. Wij bekijken alleen de waterval na een klein venijnig klimmetje. De route naar de Milford Sound is werkelijk één om van te dromen zo mooi. We rijden inmiddels door het Fiordland National Park.

Dit park is 21.000 km 2 groot en dus het grootste natuurpark van NZ. Het bevat 14 fjorden en vijf grote meren, ontstaan door gletsjers in de ijstijd.

We zien hoge bergwanden met daarop gletsjers en watervallen, bossen en nog meer watervallen. Prachtig! Het mooie weer is echt helemaal over maar dat mag ook wel op een van de natste plekjes ter wereld. Er valt maar liefst 6 tot 8 meter water per jaar in dit gebied.

Voordat we bij de Milford Sound zijn moeten we eerst nog door de Homer tunnel, die in 1952 na zeventien jaren van bouwwerkzaamheden geopend werd. Het zicht in de tunnel in nihil en het is te hopen dat er tijdens de 1,2 km geen tegenligger aan komt. Zulke tunnels zullen in Europa niet meer goedgekeurd worden denk ik!

In smalle haarspeldbochten gaan we nu ononderbroken naar beneden tot aan zeeniveau, dat wil zeggen tot aan de oever van de Milford Sound.

The Milford Sound is de meest bezocht fjord van NZ. Hij is 22 km lang en wordt gedomineerd door de 1695 m hoge Mitre Peak. Een berg in de vorm van een mijter die recht uit de zee omhoog steekt, zoals alle pieken in de Milford Sound

 We drinken eerst nog wat en gaan dan richting vertrek terminal. Het stikt hier weer van de Japanners en wij zijn blij dat we wat later in de middag de boot genomen hebben anders was het helemaal erg geweest. Al snel kunnen we aan boord en gaat de “cruise” beginnen. Nadat de Japanners foto’s genomen hebben aan dek hebben wij de ruimte om van de omgeving te genieten. Er wordt van alles verteld over de rotsen en watervallen die we om ons heen zien.

We varen totdat we op zee zijn en daar keert de boot. Ruud denkt nog even dat hij pinguïns ziet maar dat blijken zeehonden te zijn. Er vliegt heel fanatiek een eend rondjes om de boot, een vermakelijk gezicht. Kortom we genieten weer 1 ½ uur en laten de natuur op ons inwerken. We zijn inmiddels zo verwend dat we dit zelfs een beetje tegen vinden vallen maar later bij het aanzicht van de foto’s zal blijken dat het toch een prachtige herinnering is aan alweer een stukje Nieuw Zeelands natuurschoon.

Heel even komen er nog drie dolfijnen naast de boot omhoog maar helaas duurt dit heel kort, het waren echte flippers! Bij de grootste waterval van deze Sound, de Bowen-waterval draait de boot zo dat hij er met zijn achterkant vlak bij komt te liggen. Prachtig!

Op de terugweg naar Te Anau stoppen we nog even bij Chasm om alweer een stukje watergeweld te bekijken. De rotsen die in de waterloop liggen zijn volledig uitgesleten.

Het is een lange rit naar ons hotel maar het is wel genieten. Op een gegeven moment, als we de bomen achter ons laten, en een vallei binnen rijden krijg ik zomaar een visioen over “De stam van de holebeer” van J. Auel. Leuk, dat hier je fantasie zo geprikkeld wordt. In de Milford Sound zagen we ook het beeld van het einde van de film “Lord of the Rings”, daar was niet zo heel veel fantasie voor nodig.

Moe maar voldaan worden we in het stadje gedropt om wat te gaan eten.

11 februari 2002

 DE GROTE OVERSTEEK

Dit wordt echt een mega reisdag vandaag. We moeten het eiland oversteken om vanavond in Christchurch uit te komen. Deze route is afwijkend van het officiële reisprogramma. Omdat we twee dagen eerder terug moeten vliegen slaan we Dunedin over en rijden we deze alternatieve route. Uiteraard hebben we weer mazzel met het weer en als we bij Lake Pukaki komen hebben we dan ook een prachtig zicht op Mount Cook aan de overkant. We rijden het hele eind over State Highway 8. Lake Pukaki is een uitzonderlijk mooi meer. Het meer wordt gevoed door de rivier de Tasman, die van de Tasman gletsjer afkomt. Het waterpeil is kunstmatig verhoogd als onderdeel van het Upper Waitakiwaterkrachtnetwerk en staat in verbinding met Lake Tekapo waar we hierna zullen stoppen.

Bij Lake Tekapo staat het meest gefotografeerde kerkje van NZ, the Church of the Good Shepherd (1935). Het is dan ook een heel mooi plaatje zo tegen het onnatuurlijk blauwe meer. Deze blauwe kleur wordt veroorzaakt door “rotsmeel”, dit zijn fijngemalen deeltjes die door de gletsjers aan de kop van het meer worden aangevoerd en in het smeltwater blijven zweven.

In het kerkje zit een raam vanwaar je uitkijkt over het meer. Er is straks een trouwerij en de ringen liggen al klaar op het kleine altaartje. Het lijkt ons super romantisch om hier te trouwen! Een stukje verder op staat een standbeeld van een herdershond, deze is in 1968 opgericht als eerbetoon aan de belangrijke rol die deze dieren spelen in de ontwikkeling van de veehouderij in de bergen. Leuk om te zien en een aardige toeristische attractie. We stoppen nog even in Geraldine voor een Pie en een kopje thee en dan snel weer door. We hebben het mooie stuk gehad en iedereen is ervan overtuigd dat we dit toch niet hadden willen missen. Het laatste stuk van de route is er één om snel te vergeten. Kaarsrechte wegen met alleen maar weiland er naast. Wel rijden we nog even over de langste brug van NZ en dan komen we in Christchurch. We logeren een beetje buiten het centrum in een backpackers, Stonehurst. Na een korte inspectie van de kamer gaan we gezellig met een groot gedeelte van de groep wat drinken in de tuin en daarna eten bij Little India.

12 februari 2002

 DE LAATSTE DAG IN NIEUW ZEELAND

Vandaag dus onze laatste dag. We besluiten om, na een heerlijk ontbijtje in Regent Street (een straatje dat gebouwd is in 1932 in de Spaanse missiestijl) ieder zijn eigen weg te gaan om op souvenirs te jagen. We lopen en winkelen de hele dag. Ook gaan we nog even met het trammetje mee dat ons langs alle attracties van de stad voert. Als we onze aankopen gedaan hebben en weggebracht naar het hotel gaan we met het trammetje weer terug de stad in. We gaan naar het Arts Centre en het Canterbury Museum. In dit museum is een grote collectie over vroegere zuidpoolverkenningen te zien, heel interessant. Maar ook de collectie opgezette vogels is heel mooi en zo komt het dat we toch nog pinguïns te zien krijgen. (Deze hadden we anders bij Dunedin in de buurt gaan zien). Na het museum nog even naar de Christ Church Cathedral en dan hebben we het helemaal gehad.

’s Avonds gaan we met de hele groep eten in een restaurant dat Thomas voor ons heeft uitgezocht. Helaas is hij er zelf niet bij omdat er een aantal van onze groep perse wel pinguïns wilden zien heeft hij het op zich genomen om hun daar naar toe te begeleiden. Je bent een goede reisbegeleider of je ben het niet, maar dit vinden wij wel heel erg jammer. Als het restaurant, Six Chairs Missing, ook nog een beetje tegenvalt wordt het niet de avond waar we op gehoopt hadden.

Op de terugweg naar het hotel worden we ingehaald door Thomas en de pinguïn kijkers zodat we tegelijk aankomen. Nu kunnen we toch nog met z’n allen een borrel drinken en een leuk afscheidsfeestje bouwen. Namens de groep bedank ik Thomas hartelijk voor zijn geweldige inzet en alles wat er voor gezorgd heeft dat wij een onvergetelijke reis gemaakt hebben.

De volgende morgen vliegen we van Christchurch naar Auckland daarna door naar Kuala Lumpur en dan Amsterdam. 14 februari om half 7 ’s ochtends staan we weer met beide benen op Hollandse bodem.