Sulawesi – 1997

30-03-1997

Eindelijk is het dan zondag 30 maart, de vertrekdag van onze reis naar Indonesië!

Om een uur of elf zijn we op Schiphol, lekker vroeg. Maar….. helaas beginnen we met pech. De computer-verbinding met Singapore is verbroken en het duurt ongeveer één uur voordat we kunnen inchecken. We maken ondertussen alvast kennis met wat medereizigers die we aan de Sea Trek labels herkennen.

Het vliegtuig heeft een half uur vertraging, maar om 14u15 gaan we de lucht in en verloopt verder alles naar wens. Weinig turbulentie, goede verzorging, veel ruimte (het vliegtuig was maar half vol) en heerlijk eten (zie menukaart).

 

 

31-03-1997

Om ongeveer half 9 ‘s morgens, plaatselijke tijd, komen we aan in Singapore. We hebben een goed uur om over te stappen, nou dat is maar goed ook want het is me daar een eind lopen. Als we het vliegtuig zien moeten we wel even lachen, want zo groot als de “747-400 Megatop” van Singapore Airlines is, zo klein is dit vliegtuig van Silk Air. Het is ontzettend warm in het vliegtuig en tot overmaat van ramp hebben we ook erg veel turbulentie. Maar aan alles komt een eind en zo ook aan deze vlucht van ca. 3 1/2 uur. Het zicht boven Kalimantan was erg goed, zo konden we zien hoe ongerept dit eiland nog is!

In Manado worden we in een busje geladen nadat we eerst even de eerste overheerlijke tropenlucht konden inademen, hmmmm….. vocht, warmte, kruidnagel- en andere kruidengeuren……zalig gewoon.

In het Hotel Sahid Kawanua worden we hartelijk verwelkomd en krijgen wij een overheerlijk welkomstdrankje. We worden geïnformeerd over de gang van zaken van onze dagen in Manado . Ook beslissen we direct over twee excursies die we gaan maken en dan langzaam vertrekt iedereen naar zijn kamer. Nou …..iedereen? Nee; drie stellen blijven gezellig nog even een biertje (Bintang) drinken. Dat wordt uiteraard meer dan één Bintang en om zes uur zitten we nog gezellig te drinken, te kletsen en weet ik veel waar we het druk mee hebben. Een ding is zeker, één van die drie stellen waren wij en we vonden het ontzettend gezellig. We besluiten om toch maar even de kamer te gaan bekijken, te douchen (na meer dan 24 uur onderweg te zijn is dat ook wel erg lekker hoor, maar vooral hoog nodig) en daarna met z’n zessen ergens te gaan eten.

Na wat omzwervingen in de stad, we komen er tenslotte ook voor het eerst, ontdekken we vlak bij ons hotel een Padang-restaurant. Wat is dat nou toch weer……: daar zetten ze de tafel vol met schaaltjes met eten (heet eten!!!) en elk schaaltje waar je van eet moet je betalen. Het bedrag dat we uiteindelijk kwijt waren was een prettige kennismaking met Indonesië.

Zo’n zeven gulden p.p. en we hebben toch behoorlijk gegeten en gedronken.

01-04-1997

Vandaag doen we het rustig aan.

We horen bij het ontbijt dat José (een van de zes van gisteren) vannacht naar het ziekenhuis is gebracht, wat er nou precies aan de hand is zal later pas duidelijk worden.

We gaan wandelen door de stad wat een aangename ervaring is. Ten eerste is het heerlijk warm en zijn de mensen erg vriendelijk. Er zijn veel winkeltjes en er is zelfs een supermarkt en een soort V&D, uiteraard is het leuk om hier even te neuzen. Langs de zeekant is een soort van boulevard. Overal klinkt het bekende “Hello mister, how are you”.

We gaan ook nog even naar de Money Changer, die geeft een betere koers dan het hotel.

Bij het hotel is een zwembad en daar maken we graag gebruik van. Om twee uur komt Ido de reisleider zich voorstellen en houden we onze eerste “scheepsraad”. Het programma voor de eerste drie dagen wordt alsvolgt:

2 April: Rondrit door de “Minahasa”

3 April: Naar het reservaat van Tangkoko.

Avondwandeling om de spookdiertjes te zien

Slapen bij “Mama Roos”

4 April: Ochtendwandeling: Apen, neushoornvogels …….

11 uur lunch daarna bustocht naar de boot.

Vanavond onze eerste Saté Kambing gegeten, hmmm wat is dat toch lekker.

02-04-1997

8u30: vertrek voor dagtocht door de Minahasa

De provincie Noord Sulawesi bestaat uit drie grote districten waarvan de Minahasa er één is. Dit district, het achterland van Manado, is het dichtstbevolkte en hoogst ontwikkelde district. Slechts twintig procent van het land wordt nog bedekt door bos; de bevolkingsdichtheid is omhooggeschoten naar ruim drie honderd personen per vierkante kilometer. De Minahasa is uiterst bergachtig, maar heeft een smalle kuststrook met kokospalmen, en een plateau rond het Tondanomeer, waar geïrrigeerde rijstvelden overvloedige oogsten leveren. De heuvels zijn bedekt met kruidnagelbomen. Het bezit van een paar kruidnagelbomen kan voor een gezin al een belangrijk inkomen betekenen. De kruidnagels worden geëxporteerd naar Java, hoofdzakelijk voor verwerking in kretek-sigaretten.

We rijden Manado uit richting Tomohon. We stijgen al snel want deze stad ligt op de top van een heuvel. Het staat bekend als de “bloemenstad”, en ligt in een pas tussen de twee vulkanen de Lokon en de Mahawu. Dehoofdstraat wordt geflankeerd door bloemen- en plantenstalletjes. De mooiste planten (voor ons kamerplanten) worden hier gekweekt en verkocht.

We bezoeken de stad niet maar rijden door richting Lokon. Aan de voet van deze vulkaan ligt het prachtige “Lokon Resting Resort” waar we in alle rust koffie gaan drinken. De tuin is prachtig, je kan het zo gek niet verzinnen of het groeit of bloeit er wel.

De vulkaan de Lokon is in oktober 1991 nog actief geweest maar gelukkig hield hij zich nu rustig.

In 1995 is Koningin Beatrix hier ook geweest en dat willen ze laten weten ook, de folder is er helemaal op aangepast. Na dit bezoek rijden we naar een dorp waar “prefab” woningen gemaakt worden. Het zijn prachtige huizen die daar in elkaar gezet worden om vervolgens verkocht te worden en door de koper op de plaats van bestemming weer opgebouwd te worden. Een beetje huis kost zo’n 400.000 rupiah (ca. 3.000 gulden), maar ja een beetje isolatie kan je voor die prijs niet verwachten.

We vervolgen onze weg naar het Linowmeer. Hier is ook een geiser waar stoom met zwaveldamp uitkomt. Het stinkt als een gek, maar het is wel fascinerend om te zien.

We gaan (gelukkig) wandelend naar beneden waar het meer ligt. Hier krijgen we zoete cakejes en water, hmmm. De chauffeur heeft geen moeite met de steile helling dus gaan we met de bus weer omhoog. In een dorp, onderweg naar het Tondanomeer, stoppen we bij een pottenbakker. Gatsie wat maakt die man lelijke dingen. Een soort tonnetjes (bijzet tafeltje) beschilderd met Chinese taferelen…….Gelukkig vindt niemand het mooi en kunnen we snel weer verder.

De reisleidster van vandaag “Tante Zus” wil ons graag van alles leren. Ze stopt bij vanillestruiken, aardnootakkers, kruidnagelbomen en bananenverkopers om ons met van alles kennis te laten maken.

Bij het meer van Tondano is het erg mooi. Er zijn erg veel viskwekerijen, en na een heerlijke wandeling bezoeken we er één. Zo’n hele dag in de bus zitten valt toch niet mee, maar er wordt van alles aan gedaan om het ons naar de zin te maken. En zo krijgen we dan ook een overheerlijke lunch aangeboden met vissoep, ajam in bamboe, gefrituurde ikan, ajam in ketjapsaus heerlijk allemaal. Als laatste van deze dag bezoeken we de sarcofagen in Sawangan. Deze sarcofagen heten waruga , het zijn rechthoekige stenen grafkamers met gaten in het midden en prismavormige deksels. Volgens legenden wisten mensen in voorchristelijke tijden van hun dood kort voordat het overlijden plaatsvond. Begiftigd met bovennatuurlijke krachten droegen ze in hun eentje een reusachtige stenen graftombe, de bovenkant balancerend op hun hoofd, naar de plek van hun keuze. De sarcofaag werd op de grond gezet; de overledene werd er later in geplaatst, rechtop zittend op een porseleinen schaal. De traditie eiste dat het lichaam werd versierd met waardevolle sieraden; kleding was niet toegestaan. Het deksel werd op een laag dichtingsmateriaal geplaatst. De verleiding van de sieraden was vaak te groot; veel graven zijn leeggeroofd. De graven op dit kerkhof zijn hier in 1977 naar toe verplaatst. Elke waruga is gedecoreerd met graveringen die het beroep, de doodsoorzaak of bepaalde kenmerken van de bewoner aangeven. Alle graven staan in de richting van de opkomende zon.

Om half zes zijn we weer terug in het hotel, het was een hele mooie dag en we hebben veel gezien en geleerd. Gelukkig is José, na drie dagen ziekenhuis door de Lariam, ook weer in het hotel als we terug komen.

Wij hebben vanaf deze dag ook geen Lariam meer geslikt, want het middel schijnt slechter te zijn dan de eventuele kwaal (malaria dus). Gelukkig is dit goed afgelopen.

03-04-1997

13u30: Vertrek naar Tangkoko

18u00: Avondwandeling met o.a. spookdiertjes…..

We zijn vanmorgen niet zo vroeg opgestaan want we vertrekken toch pas om half twee naar Tangkoko. De rit naar het natuurreservaat is prachtig. De weg is erg slecht en we rijden langs diepe afgronden maar de natuur is zo ontzettend mooi dat je daardoor de “enge” dingen niet eens opmerkt. De weg van Bitung naar “mama Roos” is 20 km lang maar we doen er ongeveer twee uur over om er te komen. We zijn trouwens eerst even naar de haven van Bitung gereden om de boot te zien, iedereen is namelijk reuze nieuwsgierig hoe hij eruit ziet. Het viel niet tegen. De eerste indruk van de Sea Safari II is niet verkeerd, het is een mooie Buginese schoener die pas twee jaar oud is en er dus gewoon nog erg goed uitziet. Dat wordt wel wat… .die zeereis van ons!

Om een uur of zes gaan we wandelen. Het wordt een fraaie wandeling en we zien inderdaad de spookdiertjes, maar ook de neushoornvogel en dat is toch ook wel een belevenis. Het spookdiertje is net een klein aapje met hele grote ogen. Ze leven altijd in dezelfde boom, vandaar dat de gids precies weet waar hij moet zijn om ze ons te laten zien. We komen in het stikke-donker bij een grote boom met spleten erin. We moeten stil zijn van de gids, en dan ineens is er beweging in de boom en roets roets komen de spookdiertjes naar buiten. In het schijnsel van onze zaklantaarns kunnen we ze goed zien, echt prachtig, wat een belevenis. Na het eten verdwijnen we meteen naar onze hutjes, het was een mooie dag maar ook zeer vermoeiend.

04-04-1997

5u00: opstaan

6u00: ochtendwandeling in het natuurreservaat

11u00: Lunch

12u00: Vertrek naar de haven van Bitung

16u30: Vertrek uit de haven

22u00: voor anker bij de Noordkant van Sulawesi

Om vijf uur ging dus onze wekker af, nou we waren al lang wakker. Wat een herrie zo ‘s nacht in het oerwoud, we hebben allebei weinig geslapen.

Na een cakeje en een banaan gaan we op stap. Het eerste stuk lijkt ons dezelfde kant op als gisteren maar we komen toch op een heel andere plaats uit …..gelukkig hebben we een gids bij ons. Ineens zien we apen, Zwartkuifmakaken. Dit zijn zwarte apen die in groepen leven. De groep die we zien telt ongeveer 50 apen, ze zijn niet echt bang en komen langzaam maar zeker steeds dichterbij. Sommige komen uit de bomen, dit is erg leuk.

De gids kan ruiken waar ze zitten, het enige wat wij ruiken is ons eigen zweet want allemachtig wat is het warm zo ‘s morgens in alle vroegte. We lopen langs bomen die wel 50 meter hoog zijn (volgens de encyclopedie 75 meter). Veel bomen hebben reusachtige luchtwortels, een boom heeft er zoveel dat je er zelfs in kan klimmen. Sommige bomen hebben zo een enorme omvang dat je niet kan geloven dat het een levend iets is. De egg-tree staat momenteel in bloei en geeft een bedwelmende heerlijke geur af. We horen ook weer neushoornvogels maar echt zien doen we ze niet, ook zien we Maleo-eieren maar helaas geen Maleo.

De wandeling duurt ongeveer 3 uur voordat we bij het strand uitkomen. Er is hier zwart zand, en…… we vinden hier onze eerste schelpen. Na een heerlijk verfrissende duik in zee gaan we terug naar het restaurant waar, gelukkig, meteen de lunch geserveerd wordt want 3 uur lopen op één cakeje en één banaan doet je maag wel laten knorren. Helaas vertrekken we hierna, jammer maar we moeten verder er zal nog wel meer moois te zien zijn de komende weken. De rit is weer net zo mooi als heen alleen wordt halverwege de weg versperd door een omgevallen kokospalm. De mensen die het eerste erbij zijn zorgen dat er snel iemand uit het dichtst bijzijnde dorp gewaarschuwd wordt die een kettingzaag heeft. Ondertussen worden de kokosnoten uit de top gehaald, open gemaakt en krijgen we lekker wat jonge klapper te drinken. Heel snel (veel te..) is de kettingzaag er, wordt de boom doormidden gezaagd en rijden we weer verder.

En dan zijn we in de haven van Bitung……en gaan we definitief aan boord van de Sea Safari II.

Wij krijgen boven achter de stuurhut een hut dit omdat er veel passagiers zijn (25 personen), nou wij vinden dat helemaal niet erg.

05-04-1997

6u00 : varen naar Siladen

9u00 – 12u00 : zwemmen, snorkelen bij Siladen, wandelen door dorp

13u00 : lunch aan boord

14u00 – 17u00 : zwemmen, snorkelen, wandelen bij Bunaken

17u00 : varen naar Kuandang Baai

Toen de boot vanmorgen ging varen waren we meteen wakker. Het is nog even wennen aan alle geluiden aan boord.

We zien als we allemaal wakker zijn een grote school dolfijnen voorbij trekken, ze springen vrolijk de lucht in. Goh en dat op onze eerste dag.

Het wordt nog gekker vandaag als we ook nog een potvis zien verschijnen.

Om negen uur liggen we inderdaad voor Siladen en gaan voor de eerste keer snorkelen. Spannend hoor….! Het is wat lastig in het water komen omdat het eb is, maar het is mooi onderwater. Dit eiland staat bekend om zijn schelpen dus gaan we opzoek, schelpen vinden we niet zo veel maar wel een portemonnee met ongeveer 3.000 rupiah erin. De munten zijn helemaal zwart geworden van het zeewater, maar de briefjes zijn nog goed.

Na de lunch varen we naar Bunaken. De spectaculaire zeetuinen rond dit eiland staan bekend als een der mooiste duikplekken ter wereld. We zijn benieuwd.

Het koraalrif begint net onder de oppervlakte en loopt steil af tot 900 meter. Het zicht naar beneden is 30 meter, je zult begrijpen dat dit het meest spectaculaire snorkelen is wat we tot nu toe meegemaakt hebben. Je zou er hoogtevrees van krijgen. Het is een waar paradijs onder de zeespiegel.

We snorkelen vanuit de sloep langs de drop-off en laten ons door de stroming meevoeren, zo hoef je weinig te doen om toch optimaal te genieten. Er zwemt gezellig een zeeslang (zwart-wit gestreept) voorbij maar ook vissen in alle kleuren van de regenboog en niet te vergeten het koraal in alle kleuren.

We gaan ook nog even aan land. Er is een Resort op het strand, Sjoerd heeft hier afgelopen oktober een maand vertoeft….de bofferd.

Na de scheepsraad gaan we sterren kijken want dat is hier ook veel spectaculairder dan bij ons.

06-04-1997

Vandaag : opzoek naar on- en bekende eilanden

We hebben de hele nacht doorgevaren en een deel van de ochtend. Voor ons doemt een prachtig eiland op.

Als we met de sloep ernaar toe varen merken we dat er een heel koraalrif omheen ligt, en het is laag water dus kunnen we niet aan land. We varen er nog even omheen en komen toevallig een vissersbootje tegen die ons wijst waar we wel kunnen landen. Nou het vissersbootje zal best aan land kunnen maar ons lukt het niet. We komen bijna vast in het koraal te zitten en de mannen moeten overboord om ons eruit de duwen (wel leuk hoor). Wat een pech; een prachtig eiland maar je kan er niet op. Ido besluit om maar weer te gaan varen want er staat een te stevige stroming om lekker te snorkelen. Het eiland heet “Bangkil”.

Na het eten doemt er weer een eiland op. Op de punt staat een vuurtoren en een soort monument. Ido gaat op verkenning uit. Dit eiland heet Hulawa en de vuurtoren is nog door de Nederlanders gebruikt. Het monument heeft de volgende tekst: “1918 Heil aan de zeevaart M.S. Castor”.

Er valt niet zoveel te snorkelen dus lopen we een rondje en zoeken schelpen. Het zand is heel fijn van structuur.

Later in de middag komen we bij het eiland Mohinggito en bezoeken daar de desa Poneleng. Deze desa heeft een vrouwelijke “kapala desa” oftewel dorpshoofd. Ido maakt een grote fout om aan haar te vragen wanneer haar man “de kapala desa” thuiskomt en enige verwarring ontstaat als blijkt dat zij dat is…….oef foutje. Er wonen zo’n 3.000 mensen (ca. 700 gezinnen), er zijn drie scholen en een gezondheidscentrum. De mensen leven van de vangst/teelt van zeewier: Rumput laut oftewel Agar-Agar. Voor een kilo krijgen ze 900 rupiah en ze telen 4 tot 5 ton in acht maanden, ach het is geen vetpot maar ze zijn gelukkig en gezond.

07-04-1997

Naar – Salumpaga – dit wordt Laulalang

varen richting Tolitoli

voor anker bij Tanjung Kumbol ca. 19u00

We gaan het fort bezoeken bij Salumpaga (70 km van Tolitoli) volgens Ido. Valt dat even tegen…. de deining voor de kust is veel te sterk om voor anker te gaan. We varen verder. De kapitein vindt een stukje verderop een prachtige baai waar we wel rustig voor anker kunnen en uit de wind liggen. We zijn dus bij het dorp Laulalang, hier worden we ook weer allervriendelijkst ontvangen. Het is hier erg warm en als we ook nog binnen gevraagd worden om op de tweede sloep te wachten loopt de temperatuur op tot ca. 40 °C. Er wordt voor vervoer gezorgd om toch naar Salumpaga te kunnen. Bussen rijden hier niet dus dan maar in de open bak van een vrachtwagentje. De weg is uitzonderlijk goed, gelukkig want erg geriefelijk zitten we niet, maar het is wel gezellig en lekker verkoelend. Het gaat flink heuvel op en uiteraard ook weer af, de wagen hijgt en puft maar hij komt er. In het dorp staat een gedenknaald uit juni 1919 toen een Hollander het dorp bezocht en hij beschoten werd door de plaatselijke bevolking, hij was niet welkom. Hij en zijn mannen kwamen om. Dichter bij het strand staat de gedenksteen voor de omgekomen soldaten. Een fort was er overigens niet…………….

08-04-1997

Vandaag: bezoek aan Tolitoli

Als we in de haven van Tolitoli aankomen hebben we direct heel veel bekijks. Er komen ook al snel een aantal ambtenaren aan boord. Ido moet veel moeite doen om ze te overtuigen dat we eerlijke, gezonde gewone toeristen zijn. Eindelijk kunnen we met twee busjes de haven uit……tenminste tot de volgende ambtenaar wakker wordt. De buschauffeurs krijgen de opdracht om bij ons te blijven, wat we ook gaan doen. Tot grote hilariteit rijdt er ook steeds een politieagent achter ons busje aan. In het centrum is niet zo erg veel te beleven. We gaan even naar het postkantoor, dat is altijd grappig. Niks geordende geldlade, gewoon alle briefjes los erin en graaien maar.

Later gaan we de bergen in, we bezoeken eerst een soort stadion waar Koran voorleeswedstrijden gehouden worden. Toevallig heeft dit vorige week plaatsgevonden. Dan rijden we naar de woning van de (achter, achter klein-)zoon van de Radja. In dit huis, dat omgeven is door prachtige vijvers vol met lotusbloemen, is een klein museum met allerlei “rommel” van vroeger. Er zijn een paar interessante voorwerpen te zien zoals pijl en bogen, blaaspijpen en andere werktuigen voor het jagen.

Buiten zijn een aantal arbeiders bezig met het uitdiepen van vijvers voor de garnalenkweek. Het is mensonterend om te zien hoe dit werk gedaan wordt.

We rijden via een andere weg terug naar de boot. De natuur is hier ook weer erg mooi.

‘s Middags gaan we met een klein ploegje aan land op Pulau Kitungan. Op dit eiland ligt het graf van Sultan Syaffudin, de stichter van Keroyaan Tolitoli. Het graf is zo’n 300 jaar oud.

Door de regenbui van vanochtend zijn er prachtige wolken boven de bergen van het vaste land te zien. Er lopen verschillend gekleurde krabjes rond en we komen twee oude vrouwtje tegen op het strand die er nogal sjofel uitzien…..fotootje….

Al met al een leuk bezoek.

Later varen we nog naar Pulau Tumpangan om lekker te zwemmen. Het water is heel erg warm. Er liggen mooie zeesterren op de bodem, maar we mogen niet te ver de zee in want er schijnen hier haaien voor te komen.

Om zes uur vertrekken we richting Kalimantan, zo’n 120 mijl varen.

09-04-1997

14u00 : aankomst Kakaban

14u30 : aan land, wandeling naar binnenmeer,

later : snorkelen en zwemmen

We hebben de hele nacht gevaren. Volgens de eerste berichten zouden we ongeveer 9u00 aankomen maar omdat de stroming erg sterk is kunnen we pas om twee uur voor anker bij Kakaban. Op het moment dat we voor anker gaan is het eb, maar zelfs vlak voor het eiland is het nog 150 meter diep. Het schip ligt bijna op het strand.

Er is dus een binnenmeer op het eiland. Het duurt ongeveer een uur voordat we het pad, wat naar het meer gaat, gevonden hebben. Het pad is van koraal en gaat het eerste stuk ontzettend steil omhoog. Dit doet een heleboel van ons besluiten om op het strand te blijven, nou ze weten niet wat ze gemist hebben. Het is een paradijs als je omhoog geklommen bent. Er zijn ergens halverwege twee mannen, een soort boswachters, die ons wel naar het meer willen brengen. Eerst smeren we ons ruim in met Autan want we slikken geen Lariam meer en er vliegt hier van alles rond. We lopen via paden, volgegroeid met varens, door de Mangrove en over een gammel bruggetje van boomtakken. De meeste vallen wel een keer in de blubber bij de Mangrovebomen, maar……het meer is prachtig.

Spiegelglad en inderdaad zie je allemaal bruine kwalletjes in het water zweven. We besluiten om er maar niet te gaan zwemmen want je weet nooit wat er allemaal in groeit in zo’n binnenmeer. Het was de klim meer dan de moeite waard. Terug op het strand blijkt het ook een mooie snorkelplek te zijn en zeker bij de “drop-off”. Er zwemmen werkelijk van de meest mooi gekleurde vissen, helaas is het koraal erg kapot.

 

10-04-1997

Vandaag: Sangalaki (het programma is diverse keren gewijzigd deze dag, dit is het uiteindelijk resultaat)

ochtend : zwemmen en snorkelen (zeeschildpadden)

14u00 – 16u00: Mantaroggen, zwemmen snorkelen

19u00 : Barbecue op het strand

21u00 : Schildpadden die eieren leggen

We gaan vandaag al vroeg aan land. Als we in de sloep zitten zien we direct al (parende) schildpadden zwemmen. Op het eiland is een centrum van de Borneo Divers die sinds 1993 het eiland pachten om de schildpadeieren-roof tegen te gaan. Er werden per jaar zo’n 750.000 eieren “gestolen” van Sangalaki. Nu gebeurd dat niet meer, dankzij deze geweldige mensen. We zijn van harte welkom in hun centrum en krijgen zelfs koffie als we dat willen.

Het koraal is hier nog erg mooi, en ook de vissen zijn erg talrijk. We snorkelen wel vanuit de sloep omdat we dan direct op de mooie plekken zijn.

In de middag, als Jan nog ligt te slapen, gaan we opeens Mantaroggen kijken. Jan besluit om één keer niet mee te gaan (ojee…..wat zal hij een spijt krijgen).

We varen met de sloep naar dezelfde plek waar we vanmorgen gesnorkeld hebben en gaan overboord. We zien de roggen meteen al zwemmen, want ze zwemmen ook aan het wateroppervlak. Ik zie twee roggen onder me door zwemmen, goh zeg wat een belevenis. Het zijn net een soort vogels, wat zijn ze groot. Ik snorkel rustig verder en geniet van ieder moment. Dan zwemt Ido voor me en roept: daar komt een hele grote…….slik…….en of hij/zij groot is! Op het moment dat ik mijn hoofd in het water steek kijk ik recht in de kieuwen van een gigantische rog en denk bij mezelf; nou moet je als de sodemieter maken dat je in de sloep komt want nou wordt het toch wel heeeeeel eng allemaal. Ik draai me om en zwem met mijn hoofd nog in het water richting sloep. Plotseling ligt er een hele grote “zandhaai” (dat hoorde ik later pas hoor) op de bodem, vlak bij de sloep. Op dat moment verbreek ik werkelijk alle records die er bestaan op het gebied van “zwemmen met snorkel” en ik ben heel snel bij de sloep. Daar blijk ik niet uniek te zijn, want ook José zit al in de sloep na te hijgen van al die “enge” vissen. Maar….het was wel een belevenis!

Om een uur of vijf gaan we weer aan land en maken ons op voor een overheerlijke barbecue op het strand van Sangalaki.

We worden ook nog getrakteerd op een van de mooiste zonsondergangen tijdens deze reis. De wolken kleuren prachtig rood/paars met een geelachtige achtergrond. In dit kleurenpalet ligt onze boot.

En dan is het tijd om schildpadden te gaan bekijken. De beheerder legt eerst nog het een en ander uit en dan gaan we op pad. We mogen niet met onze zaklantaarns naar schildpadden schijnen die het strand opkomen want dan gaan ze terug de zee in en dat is niet goed. Als de schildpad al aan land is en bezig is met zich in te graven dan mogen we wel volop schijnen en kunnen we dus ook nog foto’s maken en filmen. Tjonge jonge wat zijn die beesten groot. Ze graven een kuil en in de kuil leggen ze hun eieren op een bepaalde diepte. Als de eieren na veel hijgen en puffen gelegd zijn bedekt de schildpad ze met zand en gaat vervolgens terug naar zee. De eieren worden uitgebroed door de warmte van het zand, en er komt verder geen ouder meer aan te pas. Het geslacht wordt bepaald door de temperatuur van het zand. Boven de 27ºC worden het allemaal mannetjes, beneden de 27Cº allemaal vrouwtjes. Maar 4 % van de kleine schildpadjes overleeft uiteindelijk. De rest wordt opgegeten door allerlei natuurlijke vijanden (vogels, grote leguanen etc….)

We noemen deze dag achteraf : de dag met het gouden randje .

11-04-1997

Ca. 9u00 aankomst baai Suleiman

Met sloepjes de baai in, aan land?

Rond lunchtijd varen en zoeken naar plaats om te zwemmen en snorkelen.

Al snel als we de baai van Suleiman binnen gevaren zijn komt er een boot met, jawel je raad het al , politie aangevaren. Maar goed nieuws deze keer, ze vertellen dat er een mooie wandeling te maken is in het bos. Er wordt in dat bos ruim gekapt maar ook weer direct opnieuw aangeplant.

We varen naar de kom van de baai en gaan aan land. Al snel blijkt dat een aantal mensen niet zo van boswandelingen houden. Ido gaat met die groep terug en wij lopen door. We spreken af dat we tot ongeveer km-paal 3 gaan. Het is een mooi stukje oerwoud, met weer van die onwijze grote bomen. Al snel zien we apen, ze zijn bruin, welk soort het is weten we niet. Even later zien we een soort wasbeer-/eekhoornachtig beest, volgens een van de bewoners is het een Songkai. Ons zegt het niets en Ido heeft er ook nog nooit van gehoord blijkt later, het zal wel een plaatselijke naam zijn.

Het is wel erg warm maar toch een hele fijne wandeling.

Als we ‘s middags willen gaan zwemmen gaat het onwijs regenen. We wachten nog een tijdje af maar het wil niet echt droog worden, dan maar varen.

12-04-1997

7u00 aankomst bij Dampelas

ochtend bezoek aan meer en de plaats Sabang

Daarna varen naar Tanjun manimbaya hier zwemmen/snorkelen

Laatste avond eerste module

24u00 varen naar Donggala

Als we aan land willen gaan zien we een rivier landinwaarts. We varen er met de sloepje in, prachtig. Ik zie voor het eerst van mijn leven een kapokboom . Het is een hele kale boom met allemaal “buideltjes” eraan.

Uiteindelijk lopen de sloepjes vast op de bodem van de rivier dus gaan we weer terug. Via de zeekant gaan we aan wal. Ido loopt recht op een schooltje af en dit wordt een hele happening. De kinderen staan nog allemaal netjes buiten in de rij, maar als wij met z’n allen het schoolplein opkomen wordt het toch wel erg moeilijk. De hoofdonderwijzer is erg gastvrij en nodigt ons uit voor thee en koek. Hij vertelt dat de school erg arm is. Er zijn 7 leerkrachten voor 343 kinderen en omdat ze maar in een dorpje ver weg van de grote stad wonen komt er weinig geld beschikbaar voor leermiddelen. Deze gelegenheid pakken wij meteen aan om met de pet rond te gaan.

We krijgen een rondleiding door alle lokalen. In een aantal lokalen zitten meer kinderen dan dat er officieel bankjes zijn, maar met een beetje inschikken lukt het wel. In twee klassen wordt voor ons gezongen, deze kinderen kunnen op zeer jonge leeftijd al hun volkslied zingen. Het is allemaal erg gezellig. Ido geeft nog even Aardrijkskundeles (Europa) en deelt ook nog wat ballonnen uit.

De hoofdonderwijzer zorgt voor vervoer naar het meer. Helaas is er maar één auto in het dorp, dus dat schiet niet op. Als we net besloten hebben dat die auto dan maar een paar keer heen en weer moet rijden komt de lijnbus van Pare-pare naar Tolitoli eraan. Deze bus laadt in dit dorp zijn enige passagier uit en is dus leeg. Ido onderhandelt met de buschauffeur en……ja hoor, toen hadden we een hele bus en hoeft niemand te lopen. De mensen die met de lijnbus mee moeten vandaag zullen iets langer bij de bushalte moeten wachten, ach ja.

We bezoeken eerst “de” badplaats van Sabang, dat is een hele klauterpartij naar een plateau boven het meer. Als je al zou willen zwemmen dan moet je via een steil pad naar het meer toe, niet zo erg handig. Daarna rijden we naar een steiger met aan het eind een soort huisje in het meer. Hier zitten we even en besluiten om maar terug te gaan naar de boot want het meer ziet er niet aanlokkelijk genoeg uit om erin te duiken. De bus heeft wat moeite met starten dus moeten alle mannen eruit om te helpen duwen. Hij staat met zijn neus richting meer, slik……maar het komt goed want de buschauffeur heeft dit waarschijnlijk al vaker meegemaakt.

Na de middag bezoeken we de andere kant van het eiland. Hier heb je heel apart zand (heel zalvig), de boot ligt er weer mooi bij!

In de loop van de middag varen we naar de evenaar om daar het einde van de eerste module te vieren en wie weet komt er nog iemand aan boord……?

We eten gezamenlijk met de bemanning op het voordek. Het eten is zoals het steeds geweest is, heerlijk. Na het eten ontstaat er enige commotie aan dek. Er komt een grote man met een kroon op zijn hoofd, een staf en planten om zich heen de trap afgedaald.

Neptunus dus. ( Neptunus is de Romeinse god van het water en van de zee)

Hij vraagt of wij over de evenaar heen willen, nou dat willen we wel. We moeten persoonlijk toestemming komen vragen bij hem, dan worden we gedoopt en kunnen we de evenaar passeren. Het wordt een gezellige boel en het is alvast een opwarmertje voor het dansfestijn dat hierna gaat plaatsvinden op het achterdek. De muziek is nou niet wat je noemt onze smaak maar het is toch wel erg gezellig. De bemanning danst het meest, want voor ons is zo ‘s avonds de temperatuur nog steeds erg hoog om je te veel in te spannen.

Om een uur of half 10 gaat de muziek uit en kondigt Ido aan dat de maan onder gaat. Ja, je hoort het goed, de maan gaat onder. Het is werkelijk weer zo’n speciale gebeurtenis op deze reis. Het sikkeltje van de maan, ligt aan deze kant van de wereld, aan de onderkant. Dit betekend dat op het moment dat de maan ondergaat de twee uiteinden nog te zien zijn terwijl het midden gedeelte dan al onder is…….. prachtig !

Een heel mooi einde van dit eerste gedeelte van onze reis.

13-04-1997

Vandaag : Verjaardag Jan

Wisseldag in Donggala.

Prince John Dive resort.

Om negen uur zwaaien we de vertrekkende groep uit. En wordt het voor ons wachten tot Ido terug is van het vliegveld. Ben, Jan en ik besluiten om even aan land te gaan want volgens de Periplus is Donggala een pittoresk stadje. Nou wij vinden het allesbehalve pittoresk. Er liggen heel erg veel cacaobonen te drogen en dat stinkt met daar toch in die warmte. Het stadje is erg vies en het is er bloedverziekend heet, we besluiten snel weer terug aan boord te gaan.

Om twaalf uur gaan we weer aan land, we worden naar het Prince John dive resort gebracht om hier twee nachten te blijven. Wij (Jan en ik) krijgen het mooiste huisje van het park. Huisje 18 is pas nieuw en heeft een soort balkon waar twee stoeltjes en een bankje op staan met uitzicht op de baai. In het huisje staat een immens groot bed met een “hele” klamboe eromheen. Achter het aan het huisje is een badkamer. In deze badkamer een toiletpot en een mandibak. Het klinkt allemaal heel simpel, nou dat klopt, want dat is het ook, maar voor ons verwende westerlingen ook een beetje een paradijsje. Het uitzicht is prachtig over de baai van Donggala. Het verblijf is inclusief drie maaltijden per dag die geheel verzorgd worden door de bewoners van het naastgelegen dorp.

Het snorkelen is hier meer dan de moeite waard. Er zitten joekels van vissen en je kan je lekker door de stroom mee laten drijven.

Als het donker begint te worden, worden er olielampen bij ieder huisje gebracht. Elektriciteit is er niet!

‘s Avonds gaan we gezellig met z’n achten eten en daarna nog een borreltje drinken op Jan zijn verjaardag.

14-04-1997

Bezoek aan Palu

Het ontbijt wordt bij het huisje geserveerd, dat is pas handig.

We gaan met z’n achten in een busje naar Palu. Het is 34 km en al die tijd rijd je langs de kust. De rit koste ons maar 50.000 rupiah, nou dat viel dus wel mee. We gaan eerst met Piet naar het ziekenhuis. Hij heeft een tropenzweer die niet wil genezen, dus daar moet even wat aan gedaan worden. Helaas is hij nogal eigenwijs en wordt alle goede zorg van het ziekenhuis al snel weer teniet gedaan. Hij wil namelijk niet terug naar Donggala, terwijl dat wel zou moeten. Ook zijn dochter wil niet terug, nou dan zoeken ze het toch lekker uit! Wij gaan in ieder geval lopend de stad in. Er is niet zoveel te zien in Palu. We eten bij Restaurant Milano, dit is van dezelfde eigenaar als het dive resort.

Na het eten zoeken wij even een bank op en gaan even naar Leiderdorp bellen. We komen ook op een leuke Pasar. Al met al toch wel een geslaagde dag in Palu.

Met de terugreis is iets bijzonders aan de hand. De terugrit kost ons nl.. maar 15.000 rupiah……zijn we vanmorgen toch bedrogen??? We zullen het nooit weten.

15-04-1997

14u00 vertrek uit Donggala

16u30 aankomst Towale, weefdorp Salubomba

24u00 vertrek naar de Lariang rivier

Om zes uur zien we vanuit ons bed de zon opkomen. Dat kan natuurlijk als je om acht uur ‘s avonds naar bed gaat, dan ben je tegen die tijd wel uit geslapen. Er wordt vanmorgen nog een keer gesnorkeld en verder lummelen we maar wat rond. Om een uur of twaalf worden we terug naar de boot gebracht en even later varen we al weer.

We varen richting Toware een zijdewevers dorpje. Er staat een enorme deining en de branding is ook niet wat je noemt makkelijk door te komen.

Het dorp wat we uiteindelijk bezoeken heet Salubomba. Het weven is niet zo spectaculair, we worden wel uitgenodigd in een aantal huisjes waar ze aan het weven zijn. We gaan snel weer naar de sloepen terug want als het te veel eb wordt komen we zeker niet meer weg van het strand.

16-04-1997

Vandaag ben ik jarig

7u00 aankomst Lariang

om 9u00 met sloepjes de rivier op

12u00 weer varen en op zoek naar strand/snorkelplek

We hebben nogal wat moeite om de rivier op te komen. De rivier die wij heel oneerbiedig omgedoopt hebben tot Lariam -rivier. Gelukkig vaart er een klein bootje langs met twee mannen erin die ons wel even de weg willen wijzen. Vervolgens klimt één van de twee op de voorplecht van de sloep om er vervolgens niet meer vanaf te gaan. Hij is verder onze gids en dat is maar goed ook want de rivier stroomt nogal en is op sommige plaatsen erg ondiep. Ook liggen er overal boomstronken half onder en half boven water.

Na ruim 2 uur varen leggen we aan bij een “djeroek” en “cacao” plantage.

Als we op de plantage aankomen krijgen we van alles te proeven. Als de cacaovrucht opengemaakt wordt zie je een witte substantie. Dit is erg lekker om op te sabbelen. Onder die substantie zitten de bonen die moeten drogen en zo’n stank veroorzaken (zie Donggala).

We lopen via de plantage naar het dichtstbijzijnde dorp. Dit is een transmigratie dorp en is pas in 1995 gesticht. We kopen hier “Tanduk”bananen. ‘s Middags op de boot krijgen we die warm gekookt te eten. Het smaakt een klein beetje melig maar toch erg lekker. Op de plantage kopen we nog meer bananen maar uiteraard ook djeroeks (manderijntjes). Terug varen gaat een stuk sneller.

Het was een leuke tocht op de rivier alleen hadden we er ons allemaal wat anders van voorgesteld. Bij de monding van de rivier zetten we de gids weer af en kan hij verder gaan met datgene wat hij vandaag eigenlijk zou doen.

In de middag varen we naar een zandbank om te gaan snorkelen. Ik vind hier een van de mooiste schelpen van de vakantie. Het snorkelen stelt niet zoveel voor hier dus gaan we weer terug aan boord alwaar we de gekookte bananen krijgen.

Meestal hebben we als toetje iets van fruit, maar vandaag is er speciaal ter ere van mijn verjaardag een pudding gemaakt. Er wordt voor me gezongen….. help …en ik deel aan ieder een stuk agar-agar pudding uit.

17-04-1997

7u00 Aankomst Mamuju, bezoek pasar, air panas, rivier mamuju

Strand Sepang op eiland voor Mamuju

16u30 terug varen naar Mamuju haven

20u00 dansvoorstelling

22u00 varen naar Majene

Als we aan land stappen staan we recht tegenover het postkantoor. Komt dat even mooi uit; kunnen we meteen de kaarten posten. Een straat verderop is een pasar, het is een hele gezellige markt met van die smalle stinkende straatjes. Je koopt er niks maar geniet voor tien. Nou niks kopen is niet waar want de sarong verkoper doet goede zaken met ons.

Met twee busjes gaan we naar air Panas. Dit is een warmwaterbron ergens diep in het bos. Het wordt een leuke maar warme wandeling. De bron is piepklein en ligt in de diepte, wel zien we prachtige vlinders.

Dan rijden we naar een rivier die voor allerlei doeleinden gebruikt wordt: auto’s wassen, kleding wassen, mensen die zich erin wassen. We drinken in een kleine warung langs de rivier heerlijke thee met zoete cakejes.

‘s Middags varen we naar het eiland om even te snorkelen. Er liggen heel erg veel dezelfde zeesterren op de bodem, oranje met zwarte knobbels erop.

We varen niet direct terug naar de haven want daar hadden we ‘s morgens iets teveel bekijks. Voor het eten gaan we nog even de rivier op, dit is erg leuk. Langs de rivier zijn heel veel kinderen aan het spelen. De meeste zijn aan het zwemmen en degene die dat nog niet deden springen spontaan in het water als wij langsvaren. Het is een dolle boel.

Tegen acht uur varen we naar de haven. Inderdaad hebben we heel snel weer heel veel bekijks. Er wordt besloten om de dansvoorstelling op de grote aanlegsteiger te houden zodat wij er vanaf de boot naar kunnen kijken.

De meisjes zien er erg mooi uit, ze hebben gele blouses aan en erg veel gouden sieraden om hun armen en in hun oren. De “band” bestaat uit een trom (gendang), luit (kepaci) en een fluit (sulling).

Als de muziek begint staat zo’n beetje het hele dorp op de steiger en geniet mee van de voorstelling. De meisjes kunnen maar een dans blijkt, want als we na de eerste dans om een volgende vragen moet er eerst gerepeteerd worden. Heel aandoenlijk allemaal, ze doen zo hun best deze lieve mensen.

Als het afgelopen is gaan wij ook allemaal van boord om ze persoonlijk te bedanken. De begeleidster van de dansgroep wil graag met mij op de foto, helaas blijkt na wat heen en weer gedoe dat haar rolletje vol is. Ze is zichtbaar teleurgesteld en verdwenen voordat ik kan aanbieden een foto met mijn fototoestel te maken……agut…..

18-04-1997

Bezoek aan Majene: botenbouw, strand

Het is vandaag een Islamitische feestdag en daarom zijn alle mensen vrij en alle winkels gesloten. Als we aan land gaan bij Majene valt er ook niet zoveel te beleven. De straten zijn allemaal versierd en iedereen loopt in zijn “paasbeste” pak. We worden door verschillende mensen aangesproken als we met z’n vieren een stukje gaan wandelen door het stadje. De stad is opvallend netjes en schoon in vergelijking met een hoop steden die we tot nu toe gezien hebben.

In deze streek (Mandar) wordt erg veel aan botenbouw gedaan, vandaar dat we op zoek gaan. Alles gebeurd hier nog met de hand en voor ons lang vervlogen hulpmiddelen. De boten worden alleen van hout gemaakt en hele dorpen helpen mee met het bouwen ervan, heel fascinerend om te zien.

Het kromtrekken van planken gebeurd d.m.v. het nat maken van de planken en ze in een soort mal te plaatsen om er vervolgens een vuurtje naast te stoken. Heel simpel maar wel effectief.

In een ander dorp dat we bezoeken koopt Ido een paar kokosnoten en drinken we lekkere verse klappermelk. In dit dorp zijn ze met een aantal mannen een zeil voor een boot aan het naaien, ook handmatig uiteraard.

In weer een ander dorp liggen honderden witte prahu’s met dubbele vlerken langs het strand. Hier is een klein jongetje met een “modelbootje”, voor ons wordt het te water gelaten. Hiervoor krijgt hij groot applaus van ons en dat maakt hem uiteraard erg verlegen. Een ballon vindt hij veel leuker.

Op de terugweg bezoeken we Odongan, een begraafplaats met graven uit o.a. de zeventiende eeuw. De rand van de begraafplaats biedt een panoramisch uitzicht op Majene en de haven.

 

19-04-1997

Tana Toraja

Vanmorgen maken we weer een typisch staaltje van de Indonesische ambtenarij mee. Als we net aan land zijn in Pare Pare, we zijn gewoon voor anker gegaan voor de kust, zien we een politieboot richting schip varen. De kapitein komt direct in de sloep naar de kant toe. Het blijkt dat we ons bij de immigratiedienst hadden moeten melden, terwijl we niet eens via de haven aan wal zijn gegaan. Aan boord zijn van iedereen kopieën van zijn of haar paspoort aanwezig, maar nee hoor ze willen ons allemaal persoonlijk zien. Ido denkt er niet over om weer met z’n allen aan boord te gaan. Hij gaat alleen terug naar het schip en is heel erg boos (dat is nog zacht uitgedrukt). Als hij terugkomt in de bus staat zijn gezicht zo ongeveer op de zwaarste onweersbui die je je maar kan voorstellen. Er zit dus niets anders op: we moeten naar het immigratiekantoor, met z’n allen. Gelukkig hadden we de avond ervoor tijdens de scheepsraad besloten dat iedereen zijn paspoort mee aan land zou nemen. Dus Ido kan met alle paspoorten het immigratiekantoor in en binnen 15 seconden is hij terug en is/was er niets aan de hand. Dit heeft dus een uur geduurd, voor wat……….??????

Onderweg naar Tana Toraja bezoeken we nog een zijdeweversdorp. De “Koperasie” is helaas gesloten dus besluiten we om hier maandag op de terugweg nog een keer terug te komen.

Het eerste stuk is het landschap nog vlak maar gaandeweg klimmen we dan toch de bergen in.

In de 19de eeuw namen de Nederlanders de Buginese naam to ri aja (volk van de bergen) over voor veel volken in Centraal Sulawesi. In het deel wat nu Tana Toraja genoemd wordt, werd deze naam met veel enthousiasme overgenomen.

Volgens legende van de Toraja daalden de eerste mensen hier met behulp van een hemelse ladder uit de hemel. Vervolgens smeten de goden in een vlaag van woede de ladder op de aarde, waar hij in stukken viel en konden de mensen dus niet meer terug. Oudere Toraja kunnen de versplinterde resten aanwijzen, die nu veranderd zijn in rotsachtig terrein. Wij zijn geen oudere Toraja tegengekomen!

Zo’n twintig kilometer voorbij Enrekang ligt de Butu Kabobong (erotische berg)

Men zegt dat het terrein op de hellingen van de berg lijkt op mannelijke en vrouwelijke genitaliën. Plaatselijke legenden vertellen hoe een incestueus stel werd gestraft met verandering in steen. De stenen werden naast elkaar gelegd, voor altijd gescheiden door een rivier.

Tegenover deze berg gebruiken wij de lunch. Het is erg mooi weer en dat is nogal uitzonderlijk voor dit deel van Sulawesi. Het regent hier vrij vaak.

Bij Salubarani rijden we onder de toegangspoort van Tana Toraja door. Boven op de toegangspoort staat een miniatuur tongkonan , dit zijn de huizen waarin de Toraja’s wonen.

We bezoeken, voordat we naar het hotel rijden, de plaats Londa. Hier bevindt zich een van de meest bezochte rotsgraflocaties in Tana Toraja. Aan de grotten grenst een balkon, bevolkt door tau-tau die over een weelderig rijstveld staren. De twee grafgrotten zijn een paar kilometer diep en zijn gevuld met doodskisten en beenderen van zowel christenen als van aanhangers van aluk to dolo (het animistische geloof). We worden al snel omringd door kinderen en jongeren met olielampen die ons dolgraag (voor een fooi!) willen begeleiden de rotsen in. Nou dat is wel nodig ook want binnen is het stikkedonker en met al die lijken ook wel een beetje luguber. Toch is het niet eng, eerder interessant. Jammer dat dit al zo toeristisch is want als je uit de grotten komt loop je direct langs twee souvenirwinkeltjes.

Om een uur of vijf zijn we bij het hotel, tjonge jonge wat chic. Sea Trek heeft diep in de buidel getast. We hebben lekker nog even gezwommen en de buitentemperatuur is hier heerlijk omdat je hoog in de bergen zit hmmmm.

 

20-04-1997

Vandaag gaan we dus Tana Toraja bekijken. Kenners zeggen dat dit een paradijs op aarde is………we zullen zien.

Als eerste bezoeken Ke’te Kesu.

Dit dorp heeft traditionele Tongkonan (huizen dus) en is een van de oudste traditionele dorpen. Sammy, onze gids, vertelt er alles over. Hoe meer buffelhoorns er aan de buitenkant van het huis zitten hoe rijker iemand is. De (houten)buffelkop aan het huis staat voor hoop en rijkdom in de vorm van buffels. Het houtsnijwerk heeft ook allerlei betekenissen. De haan speelt de rol van bemiddelaar tussen hemel en aarde, want als de haan kraait komt de zon op. (Nou volgens mij hebben ze dat de hanen in Indonesië nog nooit uitgelegd, want die beesten kraaien op de gekste momenten!). De haan komt in de Toraja-kosmologie ook voor als sterrenbeeld. De huizen lijken van buiten erg groot maar van binnen zijn ze juist heel erg klein. Dit komt door het enorme zadeldak. Tegenwoordig willen de mensen liever ook niet meer in dit soort huizen wonen en worden ze voornamelijk als rijstschuur gebruikt.

Ook vandaag is het mooi weer en trekt de hemel helemaal open, we hebben dus geluk. We rijden via Rantepao richting Bori. De sawa’s, die we onderweg zien, zijn van een ongekende schoonheid. Trouwens de hele natuur is hier bijzonder mooi, ja ……. paradijselijk……!

In Bori is een rante , dit is een speciaal veld dat omgeven is door een kring van stenen. Dit zijn monumenten voor belangrijke voorouders.

Hier zijn ook graven in granieten rotsen uitgebeiteld. Voor zo’n graf is een deurtje gemaakt en op dat deurtje staat wie in het graf ligt. Ook liggen er gebruiksvoorwerpen voor het deurtje. Soms staat er bijvoorbeeld een boord met eten of een flesje water en we hebben zelfs pakjes sigaretten en een helm zien liggen.

Als je weet dat het uithakken van zo’n graf handmatig gebeurd heb je echt bewondering voor het geduld van deze mensen.

Een stukje verderop in het bos staat een z.g. babyboom of boomgraf .

In zo’n boom worden de lijkjes van zuigelingen geplaatst die nog nooit met de aarde in aanraking zijn geweest (die dus nog niet kunnen lopen). Er worden openingen in de boom gehakt, het lijkje wordt erin geplaatst en het gat wordt afgesloten zodat de boom uiteindelijk om de stoffelijke resten van de kinderen heengroeit. Zo worden de levenssappen van deze zuigelingen weer teruggeven aan de natuur.

De volgende stop is bij een sawa waar vrouwen rijst aan het planten zijn. De mensen hier vragen steeds om “gulu” of te wel om zoetigheid. Ido wist dat en had dus al een trommel zuurtjes gekocht. Ook de vrouwen op het veld willen graag snoepen, nou dat kan. Het is een vrolijke boel ondanks dat het toch niet zulk prettig werk is volgens mij. De hele dag krom staan met je benen in het water.

In weer een ander dorp zijn ze het houtsnijwerk van een huis aan het maken. Ze gaan een oud huis vernieuwen, dat gebeurt erg vaak hier, zo krijgt het huis meer aanzien.

Het blijft erg mooi onderweg en we stoppen erg vaak om even te wandelen en te fotograferen.

In Batu Tumonga gaan we lunchen en na de lunch gaan Louis, Fenny, Sammy, Jan en ik wandelend terug naar Tikala. Een wandeling van ongeveer 6 kilometer heuvel afwaarts die je alleen kan maken als het niet geregend heeft. Stom van alle anderen om niet mee te gaan want deze keer missen ze echt heel veel. We lopen dwars door de desa’s heen waar de mensen met van alles en nog wat bezig zijn.

Er zijn in dit gebied erg veel smeden en we krijgen de gelegenheid om bij een aantal te kijken. Bij één smid slaan drie jongens om de beurt op een gloeiend metaal om zo binnen no time de vorm van het mes gesmeed te hebben. Het is heel fascinerend om te zien, ze slaan nooit mis en snappen niet dat wij het zo prachtig vinden. We zijn zo onder de indruk dat we spontaan gaan staan applaudisseren…..

Nou ja zeg (denken ze waarschijnlijk).

We zien onderweg ook nog graven, ook graven die ze aan het uithakken zijn. Ook staan er op de meest onverwachte plaatsen tongkonans .

Al met al een prachtige wandeling van ongeveer 2 1/2 uur die ik zeker niet had willen missen.

In Tikala staat de bus al te wachten en worden we naar Rantepao gebracht. Jan en ik gaan even shoppen en we zien wel hoe we terug moeten komen in het hotel.

21-04-1997

We hebben met Ben en José afgesproken om gezamenlijk naar de pasar te gaan omdat de bus vanaf het hotel pas om half negen gaat. We ontbijten vroeg.

We gaan langs de kant van de weg staan en wachten op een bemo die richting pasar gaat. Als er een aankomt passen we er nog net bij (eigenlijk net niet) en rijden we naar de plaats buiten de stad waar tegenwoordig de pasar gehouden wordt. Voor bezoek aan het dieren-gedeelte moet je apart een kaartje kopen. De markt is losjes verdeeld in verschillende sectoren. De varkensafdeling is een belangrijke plek: grote zeugen en beren liggen met zwoegende flanken in keurige rijen vastgebonden. Potentiële kopers stappen er voorzichtig tussendoor, terwijl ze de voor- en nadelen van de dieren bespreken. Als de koop gesloten is hijsen kruiers de samengebonden waar op een stevige bamboepaal en hijsen het pakket in een passerende bemo. Voor ons is dit onvoorstelbaar om zo varkens te verhandelen maar de varkens laten het allemaal gelaten toe.

De buffels daarentegen worden een stuk beter behandeld. Ze hebben allemaal de ruimte en sommige worden zelfs nog gewassen. Het is hier er druk. Ook worden er korven met “gras” verkocht als voer voor de buffels. De gevlekte buffels brengen het meeste op (ca. 3.000.000 rupiah) en hebben ook het meeste bekijks.

Na de dieren bezoeken we ook nog de “gewone” pasar. Hier wordt erg veel tuak (palmwijn) verhandeld. Deze palmwijn wordt gebruikt bij de traditionele dodenrituelen. Ook kopen we hier een echte oelekan (vijzel) voor thuis.

Als we alles gezien hebben nemen we weer een bemo naar de stad en gaan daar nog even souvenirs kopen. Voor tien uur zijn we weer terug in het hotel waar we, na het afrekenen van de drankjes van de afgelopen dagen, vertrekken.

We rijden terug via Lemo, dit is zo’n 12 kilometer van Rantepao. Hier is een van de indrukwekkendste rotsgraflocaties van de hele streek. Tientallen beelden op balkons kijken plechtig uit over het dal. Dichtbij bevinden zich houten deuren, waarachter de overledenen veilig zijn geborgen in graftomben, uitgehakt in de rots.

‘s Middags willen we een tocht met kano’s over een rivier maken, maar helaas worden die middag alle kano’s voor werkzaamheden gebruikt en komen we voor niets. We stoppen nog wel bij de “koperasie” van de zijdeweverij en alle dames gaan gretig naar binnen om het een en ander te kopen, nou alle dames…..?

Om vijf uur zijn we terug bij de boot, er loopt nog steeds een raar ambtenaartje aan boord en alles schijnt nog steeds niet geregeld. Op de kade wordt dagelijks een pasar malam gehouden, deze gaan we later op de avond nog even bekijken.

Voordat we gaan varen zijn alle “problemen” met de autoriteiten weer opgelost, maar of Sea Trek ooit nog terug komt in Para-pare is nog maar de vraag.

22-04-1997

9u00 aankomst Kapoposang

zwemmen/snorkelen

lunch aan boord

zeilen

18u00 barbecue op strand Suranti

We zijn vannacht wat later gaan varen omdat er nog iemand met een kabeltje voor de GPS moest komen. We zijn daarom pas om half tien bij Kapoposang. Een aantal gaat vanuit de sloep snorkelen en een aantal gaan naar het strand. Het wordt een relaxed ochtendje, we gedragen ons als zeehondjes in het water en doen lekker helemaal niks.

Na het eten begint het spektakel van het hijsen van de zeilen.

Ik vindt het een prachtige belevenis. Als de zeilen goed staan gaan wij in de sloepjes om de boot heen varen. De boot blijft ook op de motor varen zodat de zeilen goed bollen zodat wij mooie foto’s kunnen maken.

Daarna gaan we de keuken bekijken, het is hier bloedheet. Ook is het een wonder dat uit zo’n ruimte zulk lekker eten getoverd wordt elke dag, één hoeraatje voor de kok.

In de loop van de middag komen we bij een onbewoond eiland, hier gaan we na het zwemmen en snorkelen ook barbecueën. Het is mooi helder weer en bijna volle maan, dus echt donker wordt het niet. Er worden grote vuren gemaakt en het is reuze gezellig.

23-04-1997

Varen naar Laiuya

dorp/botenbouw

zwemmen/snorkelen bij Bone Tambung

We bezoeken dus het dorp Laiuya waar ook weer op traditionele manier boten gebouwd worden. De mannen die hier mee bezig zijn, zijn vrij serieus en geconcentreerd aan het werk. Een aantal van ons, waaronder Jan, klimmen in een boot waar men druk aan het werk is. Fascinerend om te zien hoe zo’n boot in elkaar gezet wordt, zelfs de spijkers (deuvels) zijn van hout en worden zelf gemaakt.

De rest van het dorp is een beetje een los geslagen zootje (op z’n Hollands gezegd). De kinderen zijn niet op school, maar lopen heel vervelend achter je aan en vragen om van alles. De hoofdonderwijzer zit voor zijn huis, het gezondheidscentrum en gemeenschapshuis is niet afgebouwd en de school is een bouwval. In vergelijking met alles wat we tot nu toe gezien hebben in Sulawesi is dit een grote uitzondering. Als Ido de kinderen naar de school laat gaan om daar wat cadeautjes uit te delen is de chaos compleet. Het duurt ongeveer 2 minuten dat de kinderen stil op hun stoel blijven zitten (net lang genoeg om een foto te maken).

Ido laat Fenny pennen uitdelen. Ze heeft na afloop een zere hand en vond het niet leuk, zo hebberig waren deze kinderen. Als Ido later de tas met de rest van de cadeaus bij de hoofd onderwijzer brengt krijgt hij inplaats van dankwoorden de opmerking: “als dat maar genoeg is voor iedereen”!

Je snapt wel dat we zo snel mogelijk naar de boot willen, want dit was niet zo een succes. We naderen Ujung Pandang met rasse schreden. Uit het duikboek zoeken we nog een geschikt eiland om te snorkelen maar als we er zijn blijkt het toch niet zo mooi te zijn als beschreven staat (Bone Tambung), waarschijnlijk zijn we teveel verwend in het begin van de reis. We varen verder en vinden Kudingarang Keke, een onbewoonde zandbank waarop wel een houten huis staat. We besluiten hier te blijven liggen om de laatste avond aan boord te vieren.

Ook deze avond genieten we van een prachtige zonsondergang en wederom voel ik me geroepen om er een foto van te maken.

We eten weer gezamenlijk met de bemanning. Het eten is uiteraard weer heerlijk. Vanavond is er een verassing: “cumi-cumi” oftewel inktvis.

Na het eten doen we een spelletje om de stemming er echt goed in te brengen en dan worden de enveloppen aan de bemanning uitgedeeld. Louis heeft een soort gedicht in het Indonesisch gemaakt, erg leuk. Ben mag de envelop aan Ido overhandigen die ons vervolgens ook hartelijk bedankt. En zo komt onder het toeziend oog van de volle maan een einde aan deze prachtige zeereis.

24-04-1997

Varen naar Ujung Pandang

Stadstour, bezoek fort, orchideeëntuin

lunch aan boord

vertrek naar vliegveld

17u00 vlucht met Garuda naar Bali

Als we om zes uur opstaan liggen we nog op dezelfde plaats als gisteren avond. In de verte ligt Ujung Pandang en dat is met de opkomende zon een fabelachtig mooi gezicht. Om negen uur gaan we varen. In Ujung Pandang varen we naar de speciale Pinisi haven. Als we van boord gaan lopen we via de sloppenwijken de stad in. Hier krijg je nou echt een “culture shock” van. Wat vies, armoedig en triest is het hier.

We gaan met een busje naar fort Rotterdam. Dit fort werd gebouwd in 1550 onder koning Tunipallangga van Gowa, in 1635 werd het in baksteen herbouwd door sultan Alauddin. In 1667 werd het fort als Nederland hoofdkwartier in gebruik genomen. De bevelhebber admiraal Cornelis Speelman veranderde de naam in fort Rotterdam (zijn geboorteplaats). Later is het weer herbouwd en is er bijgebouwd. De muren zijn ongeveer twee meter breed en zeven meter hoog. Je kan via deze muren een rondwandeling om het fort heen maken. In de vroegere onderkomens voor de officieren e.d., zijn kleine musea gevestigd en voor 200 rupiah (16 cent!) kan je die bezoeken.

Na het bezoek aan het fort gaan we naar Clara Bundt. Dit is een orchideeën- kwekerij en tevens heeft men hier een grote collectie zeeschelpen.

Dit bedrijf schijnt wereldberoemd te zijn door de experimenten met kruisbestuiving en kweken, wat unieke bloemen heeft opgeleverd. En dan gaan we de winkelstraat van Ujung Pandang bezoeken om onze laatste Sulawesi souvenirs te kopen. Na de lunch, die we dus niet aan boord gebruiken, rijden we terug naar de boot. We kunnen lekker nog even douchen, en dat is nodig ook. Ik zal Ujung Pandang blijven herinneren als de warmste stad die ik ooit bezocht heb.

Om iets over vijven vertrekt het vliegtuig naar Denpasar. Het is maar 57 minuten vliegen en dan zijn we op Bali.

Bij de boot hebben we afscheid genomen van de bemanning maar niet van Ido want die gaat nog mee naar Bali.

25-04-1997

Bali

En toen gingen we dus Bali bekijken. Om acht uur vertrekken we; via Ido hebben we samen met Ben en José een busje voor de hele dag gehuurd. In Bali zie je overal kleine offertjes op straat liggen. Ze doen er alles aan om de goden te vriend te houden. Ze belijden een vorm van hindoeïsme die zij Agama Hindu Dharma noemen (religie van de hindoeleer). Het is een unieke mengeling van hindoeïstische en boeddhistische elementen op een ondergrond van pre-hindoeïstische, inheemse traditie.

Het kan dus niet uitblijven dat we vandaag één of meer tempels bezoeken. Maar we rijden eerst naar Jatiluwih, hier liggen prachtige rijstvelden en is het toerisme ver te zoeken. Dan rijden we door naar Bedugul, hier ligt in het meer de indrukwekkende Pura Ulun Danu Bratan. Dit is de tempel van de godin van het meer, die wordt aanbeden als bron van vruchtbaarheid. De tempel werd in 1663 door de vorst van Mengwi gebouwd. Als we aankomen zien we dat er iets te vieren valt en krijgen we een kleurrijk schouwspel te zien. Er worden allerlei offers gebracht in de vorm van manden met bloemen en levensmiddelen. Er loopt zelfs een mevrouw met een 2 literfles Baileys in de stoet mee!

Na dit bezoek rijden we nog even door verder de bergen in naar Lake Buyan. Hier is het een beetje te toeristisch, er zitten ontzettende brutale apen dus snel weer in de auto op naar Ubud. Voordat we daar zijn komen we door Mengwi waar we besluiten om een hapje te eten. Toevallig ligt het restaurant naast een tempelcomplex dus na het eten gaan we die ook even bezoeken. Dit is de Pura Taman Ayun, hier werden in vroeger tijden de vorsten vereerd als goden op aarde.

En dan rijden we naar Ubud. Ubud is al jarenlang de plaats waar verschillende kunstvormen gedijen, ver van alle drukte, te midden van smaragdgroene rijstvelden en steile ravijnen in de schitterende heuvels van centraal-Bali, zo’n 25 km ten noorden van Denpasar. Er zijn hier ontzettend veel winkeltjes en een hele leuke overdekte markt.

We bezoeken ook nog het paleis Puri Saren in het stadje.

Rond de klok van zes uur zijn we weer terug in Sanur en hebben een heerlijk dagje gehad. Jammer dat de chauffeur geen Engels sprak, maar ja je kan niet alles hebben.

‘s Avonds gaan we voor de laatste keer met z’n allen uit eten. Iedereen is een beetje stil zo aan het einde van de vakantie, maar het eten is lekker.

26-04-1997

En toen was de laatste dag aangebroken. We doen rustig aan, maar we gaan nog wel even een wandeling naar de “beach” maken waar wij ook nog wat kleding inkopen. Daarna is het tijd om nog heerlijk een paar uur bij het zwembad door te brengen want of in Nederland de zon schijnt; dat weten we niet……..?

Om vijf uur vertrekken we naar het vliegveld nadat we afscheid hebben genomen van de achterblijvers. We vliegen naar Singapore en hebben daar net een uur overstaptijd voor de vlucht naar Nederland.